Urbex in voormalig Oostblok juli


Een urbexreis met Bruno naar Silezië, Polen. Zware staalindustrie in verval, verlaten treinemplacementen met stoomlocomotieven en wagons met bijna ontploffende inhoud, pauperparadijsen met vervallen huizen waarvan de bewoners juist zijn overleden. De locaties waren verzameld, maar gelijk Omsk, Krakau is een mooie stad maar net iets te ver weg.

Wel juweeltjes bezocht: de groene citadel van Hundertwasser in Magdeburg, de historische Oder-Neisse regio met het uitermate verlaten Frankfurt (Oder) en Eisenhuttestadt met de communistiese modelstad onder de rook van de staalindustrie. Lees even mee.

Het is even zoeken naar de wijze van consumptie van deze stad, tot we de stadswandeling ontdekten. De eerste zelfbedieningssupermarkt, statige woonblokken, strak in lijn gebouwd, de woonschool (ook commies moeten leren om samen te leven). Na de zware recessie, volgde de Wende waarna rijke westerlingen de stad bevolktenr, maar die verdwenen al snel, daar er geen reet te doen viel. Nu zijn de vluchtelingen uit Syrië vaste bewoners. De staat onderhoudt de monumentale stad, de bewoners houden het hoofd boven water en hebben geen geld, zodat voorzieningen geen kans krijgen. In eenzaamheid dus lekker dineren, de uitbaatster Rose had eindelijk kans om haar ongenoegen over de moslims over ons uit te strooien.

De zwerftocht aan de hand van losse ideetjes leidde tot het bezoek aan de zwaartekracht-anomalie in Karpacz in het Reuzengebergte. (Het is abnormaal, de B en de R krijg je cadeau). Water, flesjes en auto’s rollen hellingen omhoog. Een geologische stenen- of watermassa zou de aantrekkingskracht zou de gravitatie overrulen. Ik (geboren naïeveling) zou dit allemaal graag geloven, maar was niet overtuigd. Overheidsdisclaimer: de anomalie kan zich plotsklaps een paar honderd meter verplaatsten. Lees weer even mee.

Stukje verderop bleken de huizen op zijn kop te staan. Zelfs de grasmaaier viel niet op de grond. De rest van de reis trok de zwaartekracht ons omhoog, zelfs de steilste bergpas op. En, oh my God, er stond een Noorse Staafkerk, hoe komt die hier nou weer?

In Karpacz en overal in het Reuzengebergte komt de hele Poolse bevolking  samen. Op zoek naar koelte en natuur in tijden van hittegolven. Er is hoop. Of toch niet: gedurende deze week keurde geen enkel individu mij een blik waardig. Een in zichzelf gekeerd volk met veel grof getekende tatoeages.

Een dikke omweg via Tsjechië, met een toevalstreffer: een prachtige bazaltzuilenontsluiting, het klimaat is sindsdien danig van slag.

Dresden, wat wou ik daar graag eens heen, ik stelde me een brandende stad voor met vele platgebombardeerde kale pleinen. Die Duitsers hadden de stad in al zijn barrok-terreur geheel herbouwd, zelfs de Frauenkirche met vage pastelkleuren. Misschien wel het mooiste gebouw van Dresden tip ik hier:  de tabaksfabriek Yenidze, (stijl: jugendstil-moskee) met een uitzichtsrijk restaurant op het dak en een Russische keuken in de plint (eet nu het nog mag).

De jonge ex-commies konden we maar moeilijk ontdekken. Alsof we zelf nog jong zijn. Ze blijken samen te drommen aan de oevers van de Elbe of Oder, brengen hun eigen drank mee, want de ondernemers (cafés) hebben hun prijzen hoopvol verhonderdvoudigd, niet meer op te brengen voor de gemiddelde metselaar. De oevers deden mij denken aan de hoogvlakten in Mongolië tijdens de paardenraces (maar dan brommertjes (wie heeft nog belangstelling voor een oude mobylette?)).

Urbex omheen Luik juni


Een urbexreis met Frans naar Belgie. Een beetje van onszelf, een beetje van Maggie. De gebouwen waren steviger omhekt, er waren waarschuwingsstickers geplakt met ‘asbestgevaar’, de gebouwen, zorgvuldig uitgepluisd via internet werden onherstelbaar verbeterd (gestript, omgevormd tot hotels?, vluchtelingencentra?), of gewoon afgefikt. Maison Rouge, voormalig bordeel en belastingkantoor (in alle gevallen word je genaaid) werd bevolkt door stoere mannetjes in legerkleren die elkaar verrot schieten (we konden 3 minuten voor aanvang de maarschalk nog om een veilige aftocht smeken). Sanatorium de Basil was ten opzichte van bezoek vorig jaar al behoorlijk gestript. En de directiewoning in Cherat, steeds steviger beveiligd, stond al aardig op instorten, de wijnkelder was nog intact.

April 2022 Andalucia

  • Goud

Rondrit Almeria en een beetje Granada. Cabo de Gata was de aanleiding, een aangelijmd stukje vulkanisch Spanje. Een woeste tijd met vloedgolven van brandend as en ontploffende vulkanen. En vol agaten, want daar komt de naam vandaan. En vol met goud, we verbleven in een oud zieltogend mijnwerkersdorpje en bezochten de boom die alles zag: een olijf van meer dan 1000 jaar. Het was even zoeken naar de woestijnvink, die hebben we dan ook niet gevonden. Kennelijk woei het te hard, eten op een terras eindigde steevast in olijfolie op de kleren.

Meer lezen: Hak hier.

Gips

Crisis? What crisis? Nog niet zo lang geleden was hier de Messian Salt Crisis, de Middellandse Zee was afgesloten van de oceanen en droogde geheel op. Kilometers dikke pakketten met zout en gips getuigen daar nog van. Een mooie plek om een ’03-vakantiefoto te maken. Een paar dagen liepen we samen op, op zoek naar de bronnen van de Rio Agua, krioelend door de krochten van een gipsgrot (na een uur regen zou het water 9 meter stijgen). We resideerden in de mooiste B&B volgens en bij de Belgen. Het was even zoeken naar de Griekse Landschildpad, die liep gewoon rond bij ons huisje. Geen schutting om zich achter te verschuilen, zoals egels vaak wel doen.

Meer lezen: Hak hier.

Jeugdsentiment

Eind jaren ’80 verloor ik mijn onschuld in Grotten van Almanzora, een levendig Spaans dorp. Ik karteerde de Sierra de Almagro en liep elke ochtend gelijk met de buurtjes, de tomatenplukkers, de hitte in en elke avond kwamen we even bezweet terug, nog niet te moe om in de disco van Tonio te dansen. Mijn eerste verliefdheid en dat bevordert het taalgevoel en er was een appartement van de leraar van mijn Spaanse vrienden in buurdorp Vera voor de seks, want de volgelingen van Franco keken nog steeds een oogje mee.

Er was weinig veranderd, het bos dat met water uit de Taag (200 km verderop) gevoed zou worden is verdroogd, er is wel een mooi fietspad (bleek weinig behoefte aan) en er stond water in een stuwmeer (er werd gewaterskiet). De tomatenplukkers zijn nu Afrikanen en de werkloosheid tiert welig. Het was even zoeken naar de vriendinnen van weleer, maar de tijd was te kort, wellicht herkende ik ze niet meer.

Wel ontwikkelingen in Palamores: hier vielen in 1966 4 atoombommen, waarvan 2 ook explodeerden, de nucleaire lading explodeerde niet zegt men, maar de grond raakte wel ernstig nucleair vervuild, veel kankergevallen. Een deel is afgevoerd naar Amerikaanse opwerkingsfabriek, maar op groot stuk grond mag nog niet gebouwd worden. Dit is doorn in het oog van de projectontwikkelaars, die hier hun hotelkolossen willen laten verrijzen, dus nu moet (uiteindelijk?) Biden dit oplossen. Ben benieuwd of hier ruchtbaarheid aan gegeven wordt, de Amerikanen hebben dit incident altijd stil weten te houden (hoe weet ik dat dan).

Meer lezen? Explodeer hier.

Familiebezoek

Granada aan Zee, de Costa Plasica, daar waar de tomaten in plastic opgroeien. Op bezoek bij Natascha, mi prima de luxe. Er moest gedronken worden want ze had een groot deel van haar examens gehaald in het Spaans! De drank maakt dat er wat rust kwam in de reis. Gelukkig maar, want zo liepen we naar het strand, aten churros com chocolate in Adra (de béste) en liepen met de honden door haar achtertuin, bezochten een ruïnedorp. Het was niet lang zoeken naar een gekko, die kruipen hier gewoon in huis.

Sierra de Grazalema is dus van het programma, lieve zoete herinneringen bewaar ik voor later. Ik heb er mijn eerste fotoprijs geschoten.

 

Handen hoch, Johnny, sonst knaltst!

Tja, dan toch even die fles Ponche Caballero gekocht bij de eerste de beste bar, zat nog 1 borrel in, dus kreeg nog een tapa erbij. We waren in de woestijnen waar Once upon a time in the West en Mad Max (met Tina Turner) en Dr. Who (wie?) en Game of Thrones (dat drakenmens) en Laurence of Arabia (het duin werd wit geverfd) werden gefilmd. Het was even zoeken naar de goede foto, maar niet genoeg tijd genomen.

2021 Twente Charleroi en Provence&Queras

Augustus: Charleroi

Met Bruno oude meuk fotograferen. Dus beelden volstaan.

Er is altijd wel een gaatje in het hek, met daarachter deze dit gebouw.

 

De schepen die van het hellend vlak naar boven worden getreind, of per lift naar beneden.

De kust bij De Panne. we waren de enige toeristen.

 

Het verdronken land van Saeftinge. 30 shovels staan klaar voor het grote werk. Maar god, wat een hoosbui.

De bergtocht naar de Queras

Van hotel naar berghut, vanwege corona toch maar de hele boel in mijn rugzak, ik ging door mijn knieën, en while we speek (mei 2022), nog niet goed gekomen. Je wordt ouder papa, geef het maar toe. Plaatje?

September: het wijnresort van Lacoste met een beeldentuin

Geheimtip voor een dagje uit, de reis waard. Beeldentuin, druiven op alfabetische volgorde, chic de la chic en gedurende de gehele dag geen wc te bekennen. Yoko Ono had een mooie installatie.

Camargue, het zout der aarde

Het bruggetje van Van Gogh gemist, maar het Nederland van lang geleden heb ik herkend. Nog iets om wat rustiger te bezoeken. Het is immer zout wat ik tegenkomen, en een griel.

Juni: Twenteland

deze herinnering is al vervlogen, dancing the night away.

2020 Tour de Mont Blanc

Rondje Mont Blanc Augustus September

In Peru grijpt het covid-19 virus zodanig om zich heen dat onze reis daarheen werd geannuleerd. Van de stapel vouchers laten we via snp hotels boeken rond de Mont Blanc, zodat we van hotel naar hotel kunnen lopen en dat onze bagage daar dan steeds al is! In berghutten, met z’n allen in een slaapzaal met plastic schotten leek ons geen goed idee nu. Welnu, het is volbracht, deze tocht, de Tour de Mont Blanc, TMB, met veel stijgen en dalen, veel mooi weer en een paar dagen regen/sneeuw, van lege hotels, van steenbokken en van drie landen. Ik neem je even mee met wat fotoschetsen en enkele anekdotes. Met  ontmoetingen waarvan sommige meerdere dagen omspannen (eerste vraag: waar kom je vandaan en dat de Nederlanders dan zeggen: uit Haps, of uit Holysloot (in plaats van “vanaf de Col Bonhomme en ik ben kapót”).

Frankrijk

Het dal van Chamonix is een gekkenhuis waar bergsporters hun adrenaline van zich af schudden, het dal waar nertsmantels nog ongegeneerd gedragen worden, elk bergsportmerk zijn eigen winkel heeft, waar de parapenters bijkans door de straten zweven, waar ze patois spraken, maar nu aardig engels. Het laatste dorpje in dee vallei is Contamines-Monjoie, de drukte faseert daar uit in individuele wandelaars. Een fijn hotel met de fijne keuken van David en Allette.

We hadden in Nederland al menig weekend gelopen in bos en beemd, maar een kilometer omhoog of omlaag was nog niet ingesleten. Voor de echte tocht begon, liepen we hier een dagje pittig de berg op, we zien de eerste gletsjers en horen de koeienbellen. We lieten auto en een grote tas bij David achter, na anderhalve week keren we weer was de afspraak.

En daar gingen we, een urenlang pad omhoog tot de pas, daar vanwege de wind snel het uitzicht tot je nemen, een rotshelling met een groep steenbokken bijvoorbeeld, snel een banaan erin, een perensapje, een brokje pizza of stompje kaas en weer door, een lange lange afdaling. Een optreden van de familie bergmarmot houdt de sfeer erin, tjonge hoe lang kan een afdaling zijn. Heel in de verte zie je de taxi je knalrode tas afleveren bij het hotel, je weet dat je tas een lange omweg heeft moeten afleggen, maar je moet zelf ook nog uren. Ondertussen moet je op de smalle paadjes wegduiken voor hardlopers die individueel de Ultra Trail de Mont Blanc lopen, of mountainbikers die je met hun fiets op hun rug omhoog rennend inhalen, ofwel met doodsverachting omlaag storten.

In het hotel ontmoet je mensen (covid-afstand in Frankrijk 1 meter), soms lopen ze dezelfde richting op en zie je ze dagen achtereen, soms lopen ze tegen je in, zoals de Turk Deniz (betekent ‘zee’, denk maar aan de Zwarte Zee, oh) hij bouwt telefoonsystemen voor kpn in Brussel, gevlucht voor Erdogan vanwege zijn vrijzinnige ideeën, en Roland de 70 jarige ceo die op diverse plekken in de wereld petrochemische installaties plaatst en nu de Tour de Mont Blanc trailt, met respect voor de wandelaars, zegt ie er snel achteraan (hij houdt dan even in met hijgen en rennen). Geanimeerde discussies, bij avondeten en ontbijt, over de wereldpolitiek, die van Turkije in het bijzonder en over de muziek van Dr Feelgood.

Italië

Een heel lange, ja echt heel erg lange, afdaling langs terugtrekkende gletsjers, morenen, moerassen en storende e-mountainbikers, bracht ons in Courmayeur. In deze stad lopen ook veel nertsmantels lopen, maar het is wel Italië, het is of voelt wat gemoedelijker. Iedereen was strak met mondkapjes, gewoon altijd op! Op straat, in winkels en op gangen van het hotel. Was gewoon duidelijk en niemand deed er moeilijk over. Het Italiaans spreken wordt wel lastiger, het mondtextiel maakt van elk gesprek een onprettig gemompel. En die emoties vlakken af. 

We trokken het Ferret-dal in, dat elk jaar even wordt geëvacueerd vanwege afsmeltende en als lawines neerkletterende gletsjer-brokken vanuit de Mont Jorasse. Na tranentrekkende verhalen over klimaatdrama’s en ronkende persberichten die in de Komkommertijd het Jeugdjournaal halen is dan een week later plotseling alles weer gefixed! De Italianen en Fransen vinden dit de normaalste zaak van de wereld.

Al een paar dagen lopen we samen op met Dokter Keizer en zijn twee Groningse medicijnmannen. Ze keuvelen tijdens hun tocht over hoeveel ingewanden en ledenmaten een mens eigenlijk kan missen en toch kan doorleven -met de minst mogelijke kwaliteit van leven en zonder hulpstukken als een stalen long, medicijnen toedienen mag wel- (daar val je vast flink van af, hoeveel hadden ze nog niet becijferd). Ze moesten zich nog jarenlang specialiseren maar nu al voelde je dat je niet de eigenwijze dokter Kweetal wilde hebben, maar wel de in de mens geïnteresseerde arts.

Het is best frustrerend om zoveel langzamer te lopen dan de boekjes en dan de bordjes aangeven. Terwijl ze in Italië elk uur een wip in het bos incalculeren. En in Frankrijk elk uur een déjeuner sur l’herbe én een wip. Des te onbegrijpelijker dat ’t ons niet lukt, wars van dit soort geneugten. Misschien staren we ons blind op stenen en biologische dingetjes.

Zwitserland

De tocht naar Zwitserland was weerbarstig vanwege de neerslag. Om van het Italiaanse deel naar het Zwitserse deel van de Ferret-vallei te komen moesten we in de pas over, maar elke stap omhoog gleden we in de klei twee stappen onderuit. Doorweekt en koud, bijkans onderkoeld, brrrr,  belanden we zo snel weer terug in Courmayeur. Een taxichauffeur was bereid (als je maar betaalt) om ons via de Mont Blanc tunnel, diverse mistige passen en een reis van meer dan 100 km met mondkapjes op, naar het volgende hotel te brengen. Onze bagage was al via die route met een andere taxi gebracht!

Vanwege de regen en inmiddels sneeuw droogde de hoeveelheid reizigers die de Tour liepen op, het hotel telde 12 afzeggingen, maar dat bleken ook de Amerikanen die hun land niet uit mochten. We spraken mensen die tot hun knieën door de sneeuw liepen op de pas.

We sliepen in een zijbeuk van het hotel en hadden zes kamers tot onze beschikking, waar we achteraf onze hele hofhouding konden huisvesten, inclusief kleedsters, koks, sjouwers, paardenverzorgers en minnaars naar behoefte. Speciaal vandaag werd er, voor de Zwitserland-maagden, als avondeten raclet geserveerd, een hele bonk kaas die je moet smelten en daarbij een aantal kilo’s gekookte aardappelen. Vanwege de regen, maar vooral voor deze lekkernij, besloten we hier nog een nacht te blijven. Oui, c’est La Fouly! Weer werden twee kilo aardappelen voor ons gekookt.

Op de vrije maar ook nog natte dag trokken we per peperduur OV (de taxirit was relatief heel veel goedkoper dan de bus- en treinrit) naar Martigny, een wijnstad met bizar museum met beeldende kunst: tijdelijke tentoonstelling over de meesterwerken van Zwitserse schilders, een prachtige beeldentuin, een collectie antieke auto’s, modellen naar uitvindingen van Leonardo da Vinci, journalistieke foto’s van de oprichter Léonard Gionadda. Behalve in het OV vinden de Zwitsers de corona maar matig interessant.

Ook in het volgende hotel, in Champex sur Lac, waren we de enige gasten. De lange sliertige dochter van de hotelbaas verzorgde een prima maaltijd en vertrok, achter zich de deur op slot. Volgende morgen had een onzichtbaar wezen ontbijt gemaakt. Zonder een persoon gezien te hebben vertrokken we maar weer, een ruige stijging (we hadden ook een nog veel ruigere variant kunnen kiezen) langs Milka-koeien, geestdodend bos, bevrijdende uitzichten en een hut die open was en waar je kon eten (in Italië waren vele hutten vanwege corona gesloten). Aan alle kanten worden we ingehaald op de smalle geitenpaadjes en omdat wij vroeg vertrekken, zien we steeds oude bekenden terug, zoals een gemengde groep uit Burgos. Mijn mond kan wel goed (en heel motiverend) switchen van Frans naar Spaans maar andersom is een gruwel. Het is wat rustig in dit naseizoen en vooral rustig in deze coronaperiode, maar de Tour de Mont Blanc kent een grote variatie aan nationaliteiten.

In Trient sliepen we in een loft met uitzicht op een blauwe gletsjer en roze kerk en op de helling die we de volgende dag nog omhoog moesten lopen om in de Europese Unie te komen. Onze tafelgenoten die ons tegemoet liepen, en allen nog maar één etappe achter de rug hadden, waarschuwden ons: dit is een verschrikkelijk saaie en helse tocht! Er ontspon zich een gesprek over hoe je als stel het beste samenloopt onder helse omstandigheden. Sekswerkster Nathalie uit Nancy, verder uitermate goedlachs, luisterde met rode oortjes naar Judiths verhaal over dat Judith voorop liep om te voorkomen dat ik te snel ga en Judith wordt meegezogen. Hoor je dat, Gabier, kirde ze opgewonden, zo moeten wij het ook doen. Haar vriend, uraniumsplijter uit Thionville vond de opruiende taal van Judith maar niets, vrouwen moeten maar doen wat hij wil, dan lopen ze maar wat sneller. Wachten is niks voor hem. Bij het ontbijt trof ik Nathalie met reeds doorgelopen makeup, “ik ben zo bang, we gaan de hoge route doen en Gabier loopt zó snel… “. Even later lacht ze weer om mijn grapjes (als je maar betaalt) maar ik heb te doen met haar.

Terug in Frankrijk

Als je verwacht dat je de hel moet betreden (de recensies van onze komende tocht waren niet zo positief), en niet zo’n beetje ook, blijkt de praktijk erg mee te vallen. En als je dan het mooiste uitzicht ooit krijgt en het is prachtig weer, en de berghut op de grens is open en bereidt lekker eten, dan word je zowaar een moment gelukkig. Blijkt de afdaling van meer dan een kilometer ook nog per kabelbaan te kunnen en ligt het volgende hotel beneden pal naast die kabelbaan. Weliswaar zijn we de enige gasten, het personeel is daar bereid tot veel.

Met bus, trein, kabelbaan en nog wat bussen sluiten we het rondje. Allette komt ons met verse kleren tegemoet. Het had gesneeuwd in de bergen rondom Contamines, op onze regendagen.

Tijdens onze ronde hadden we de Mont Blanc, het witte Monster, mag je dat nog zeggen? goed beschouwd niet gezien. Een vage glimp verscholen achter een andere berg, onder een wolk, bestaat dat ding eigenlijk wel? We gingen op onderzoek en via alle mogelijke kabelbanen (als je maar (flink) betaalt) en wandelingen naar uitzichtpunten overtuigden we ons van het bestaan van deze prachtige berg. Chamonix ligt midden in deze prachtige natuur, maar heeft een iets te hoog nerts- en adrenalinegehalte.

Jura en Lotharingen

In alle rust huiswaarts. In de Jura bij praatgrage Christine in haar kasteel, tistezeggen het huis dat de slager ooit bouwde voor zijn drie dochters. Te gast was ook president van de rechtbank Freiburg die duidelijk om een praatje in het Duits verlegen zat. Hij sprak graag over de recente inzichten in Hitler en over doodsbedreigingen die hij als rechter onderging. 

In Lotharingen verbleven we bij zwijggrage priester Thomas in een jezuïeten klooster langs de Moezel. Eindelijk eens Metz en Nancy bezocht met als toppers Centre Pompidou met onder meer en ander andere een overzichtstentoonstelling van Yves Klein (hij dééd het) en een woning ingericht volgens de beginselen van de Art Nouveau.

Uitstuiteren met wat wandelingen in Klein Zwitserland, en in de Zoutelanden bij werelderfgoed Saline Royale. Beide wandelingen bij ontstentenis van landkaart verdwaald, we dwalen er nog steeds eigenlijk. En in Nederland was de verbijstering groot: er lopen wezens rond met neus en mond, ze lachen naar je of uiten hun chagrijn. Ik was gewend geraakt aan bedekt gelaat.

Luik, juli

De corona-ziekte grijpt verder om zich heen, naar Antwerpen mag niet meer gereisd worden. Naar Luik nog wel. Oude meuk van zieltogende staalfabrieken en een heel park vol instortende kazernes. .https://www.urbex.nl/fort-de-la-chartreuse/ In de straten van Luik loopt men met mondkapjes op en zeker in de winkels spreekt men elkaar erop aan als een kapje van de neus gegleden is. Het wil maar niet wennen om steeds het kapje op te doen. Dat heeft te maken met dat een mens maar vier zaken tegelijk kan onthouden om mee te nemen:

  • Je portemonnaie,
  • Je telefoon (tistezeggen foto’s van geliefden/camera/thuiskantoor/app’s),
  • Je huis-, hotel-, auto- of fietssleutel,
  • Je leesbril, eventueel zonnebril.

Daar komt dan dus nu het verplichte mondkapje bij. En dat is dus teveel, want vanaf nu vergeet ik steeds, meerdere keren per dag, iets anders. Meestal moet ik terug om mijn kapje te halen vanwege de ziedende blikken, maar ook moet ik regelmatig ik terug voor mijn sleutel, bril, geld of telefoon. Ik word zoveel dommer door zo’n kapje.

In 1982 moest ik (en Bruno in 1980) in de eerste week van mijn studie een kolossale rotswand tekenen, met scheve gesteentelagen, plooien, breuken. Uiteindelijk ben ik (en Bruno) structureel geoloog geworden. We waren in Moresnet, een neutrale staat die 100 jaar bestaan heeft en zich in leven hield met de opbrengsten van zink.  https://historiek.net/?s=Moresnet De zoektocht voerde ons naar deze rotswand. Veel was er niet van over.

Achterhoek, juni

De corona-ziekte grijpt om zich heen in de wereld. Vanaf maart thuisgezeten want niemand mocht meer naar buiten van onze ministerpresident Rutje. Elke dag trek ik desondanks de duinen in of fiets een rondje in de buurt. Lekker rustig op straat. De buitenlanden zijn afgesloten, maar de Achterhoek kan nog net, in een gedesinfecteerd zomerhuisje van topwielrenner Chris Bongers. Zijn carrière hield met een klap op toen hij in Winterswijk in volle vaart tegen een over de weg gespannen draad aanreed, de boer die de draad voor zijn koeien gespannen had zei nog hooo! Maar dit terzijde. Het huisje staat in het Rommelbergte en vandaar is het moeras van het Meddose en Korenburger Veen snel bereikt. En de groeve van Winterswijk. En de triadische klei-afzettingen. En wandelingen over het Scholtenpad met beekjes waarlangs de ijsvogel scheerde.

Baskenland

Het wilde westen

Jippy-a-jee! Lekker dollen in de semi-woestijn van Bardenas Reales. Voornamelijk militair gebied, lekker schieten vanuit vliegtuigen op koeien. Maar een banaan schiet beter. Op zoek naar Ponche.

Het echte westen

De natte droom van elke geoloog: de Krijt-Tertiairgrens in ongeschonden staat van nabij aantreffen. Ik weet nu waar hij is: in Zumaia. We renden er keihard langs, ook al waren we er op gewezen. Een dag lopen langs de kust eist zijn tol. In mijn zucht naar gelaagdheid daalde ik af naar het strand langs een steeds dunner touw dat langs een dipslope bungelde (steilte: zie foto linksonder). Toen ik weer ophoog wilde klauteren bleek een lul-de-behanger, patella-visser op slippers, het klimtouw ver buiten mijn bereik te hebben meegenomen en in een kluwen om een struikje te hebben gehangen. Mijn hulpgeroep vervloog met de wind. Een angstig moment toen ik ongezekerd langs de helling omhoog klom, reikhalzend naar een touw; ik kon weer een bijnadoodervaring bijtellen. De dood is bij mij nooit ver weg, goed te weten.

Baskenland heeft meer dan rotsen alleen: steden in transitie van industrie naar cultuur, karstige bergen met vale gieren wachtend op zieltogende veulentjes, de talloze geitenpaadjes naar Santiago de Compostella (i forgot to tell you several sins), en recalcitrant volk: als ik in mijn beste Spaans een tweetandige oude baas toespreek, slist hij me toe: ik versta niets, ik ben Bask (variant op i know nothing, I’m from Barcelona).

Het hoge westen 

De Pyreneeën, een dagtocht daags, sufgewandeld. De felgeplooide rafelranden van Baskenland, net buiten het autonome deel Euskadi. Het dorpsfeest in Hecho, de heilige maagd van de sneeuw, lieten we aan ons (slaapkamerraam) voorbij gaan. Ook Nazareth, het pronte receptie- en barmeisje van dag en nacht, liet zich aan mij voorbij gaan. Oja, we zijn ook nog vreemdgegaan met Aragón, wat een volkjes hier, een bergbeklimmer kwam zingend omlaag en ik meende een lied van mijn favoriete Catalaanse zangeres te herkennen, het was de Aragonese hymne, en noem mij geen Bask!

Buiten westen

Varkenshoef, slakken, hertenschaafsel, palinglarven, varkenswang, inktvis in eigen inkt gestorven, een tarbot in zijn geheel, y con las merluzas que tu te comes, de groenten zijn ze hier echt vergeten, de frietjes maar één keer gebakken. Tudela, de stad van koolraap en lof, schorseneren en prei.

Marokko 2019

Twee keer op en neer naar Zuid-Marokko. Ok ok, Ik zet binnenkort wel een boom op in mijn tuin. Terwijl in het thuisland de mussen dood van het dak vallen, hete Paas (weeralarm: niet in zee zwemmen, is koud mensen), baltsen en wippen de mussen in Marokko er heftig op los. 25 jaar getrouwd alweer, en Abel en Janne gaan mee naar een kruising tussen rustvakantie en ontdekkingsreis. Van Marrakech, via de Hoge Atlas, Taroudannt, de Sous-vallei naar Mirleft, de pied-a-terre van Jan-Diederik en Anke.

Onderweg

In Marokko zit je veel in een auto. Als je wat wil zien. Wat je van ver haalt is lekker. Niets is dichtbij of wat het lijkt. De wegen zijn goed en ook door zand rijden is een leuke bezigheid. Via de app maps.me heb je nog een goede navigatie ook.

Zand

Het lagedrukgebied in Noord-Afrika brengt veel wind en zand in omloop. In dit gebied landde ooit de kleine prins vanuit zijn astéroïde B-612 terwijl de piloot-verteller net was neergestort tijdens zijn luchtpostrondje (standbeeld én museum bij Tan Tan). Leek me fijn om een versie van het boek in het Amazigh te kopen, de taal van de Berbers, maar bij elk van de krochten die zich ‘boekwinkel’ noemden, keken ze me glazig aan, daar weet ik niets van! Een concurrent van de profeet konden ze natuurlijk niet gebruiken.

Ik kocht in arren moede een leerboek Amazigh. De top 5 van meest voorkomende zinnen (in de sociale context):

  • Is je vader nog ziek?
  • Is je zus al onder de pannen?
  • Hoeveel kost jouw huis?
  • Kan ik deze maand nog ontslag nemen?
  • Imic simic aikchem aram tikint

Erop uit

We verblijven aan de zuidzijde van de Sous-vallei. De grote stad is Agadir, in de jaren ‘60 verwoest door aardbevingen (die Atlas is niet voor niks zo hoog). We kregen van een hotelzetbaas de tip om het geheim van de agadir te ontdekken, hij zei verder niets, dat zou een leuke verrassing zijn, vergelijkbaar met het ontdekken van de Eiffeltoren (voor iemand die er nog nooit van gehoord heeft en er plots voor staat). Net als Omsk is het een leuk idee maar net iets te ver weg, of verkeerd gepland.

Wel lukte het ons om 50 kale ibissen te spotten, en een zandhoen, en de rifreiger. Een Nationaal Natuurreservaat zonder Natura 2000-status, daar mag op 100 meter van de broedplaats van de ibis een zoetwaterfabriek verrijzen, ten behoeve van de oprukkende landbouw. Net nu Mosanto, uitgekotst is de rest van de Tweede Wereld, zijn gifwaren in Marokko aan het uitrollen is.

In de Anti-Atlas vonden we een stuwmeer (met water-museum) een schildpadden-oase, naast een verlaten en afbrokkelende souk. Kabbelend water en een serene rust.

The Shareef did like it
Rockin’ the Casbah

Camelnose

Er is een beperkt aantal poorten naar de Sahara. Vanaf Guelmim is het nog 26 dagtochten per kameel naar Timboektoe. Gebruikte kamelen kan je dan in Guelmim verpatsen voor het vlees, de dubbel-doe-kameel, die overigens meestal dromedaris is. Op de markt komen verschillende stammen voor de handel samen, ieder in eigen gewaad.

Ene Badr sprak ons aan, de enige persoon met net pak: “Alles gggoed?” (hij sprak ‘t uit alsof er een vliegje in zijn keel zat). Hij heeft een neef in Utrecht. Dat leren ze op school want elke Marokkaan die ons aansprak heeft in Utrecht een neef. En ze hebben ook zelf in Utrecht gewoond, gewerkt bij de Aldi. Vervolgens gaan ze in het Duits of onverstaanbaar Frans verder met lastigvallen, laten ze je af en toe even los, beginnen een charmeoffensief door te zwetsen over hun zieke kind, dode moeder, jagen een bedelaar voor je weg en voor je het weet heb je drie armbanden, een fles Argan-olie (de allerbeste) en een halve kilo saffraan en zit je bovenop een kameel gekocht. Je wil het niet en toch gebeurt het. Dat van die kameel heb ik erbij verzonnen, er zijn grenzen.

Smurfenrotsen

Een maandje geleden was ik hier ook. Veel vergaderen en de smurfenrotsen bij Tafraout gezocht, en uiteindelijk ook gevonden. En Spaanse relikwieën (putdeksels en discotecas) zoeken in de oude enclaves. En heel veel wijn gedronken.

Vliegschaamte

Mijn vliegschaamte heb ik ver van me afgeworpen, als vliegtuigindustrie zou ik me rotschamen. De vernedering door de douane, de woekerprijzen voor een slokje water en de schaamteloze wijze waarop je producten krijgt aangesmeerd die je niet wil hebben. Daar misbruiken ze de mooiste vrouwen van Marokko voor: Numidia en Simane. De enige vrouwen die je überhaupt te zien krijgt, en dan alleen nog maar hun mooie haren; de vrouwen in de rest van het land zijn behoudens de ogen en haakneus afgetaped met doek en garen. Ik blijf een man en wat schaars is is aanlokkelijk. Ook al ben ik zelf naïef, mijn vertrouwen in de vrouw heb ik nu voorgoed verloren.

Hoe groter de afstand tot een vliegveld, hoe prettiger het klimaat.

Staring at the sky
Staring at the sun
Whichever I chose
It amounts to the same
Absolutely nothing
I’m alive
I’m dead
I’m the stranger

Pyreneeën (juni)

 

Aigues Tortes

Carros de Foc, een tocht langs 9 berghutten in de Aigues Tortes; je kan over die 58 km 9 dagen doen of 9 uur. Wij wilden gewoon het gebied en zijn honderden loensende meren zien en boekten een stel hutten en liepen veel te zwaar bepakt berg op en weer berg af. Je mag het niet zeggen maar het klimaat was weer danig in de war, want de zon scheen gulzig en er lag nog een partij sneeuw die men hier niet gewoon was. We konden het laatste stel stijgijzers kopen van de regio (straks voor woekerwinsten verkopen), pakten alles wat we van dons konden vinden in en vertrokken. Het weerbericht voorspelde mooi weer, mijn linker voet was net doorgezakt.

Als geoloog had ik t simpel, we liepen 5 dagen over 1 steen, een granietmassief. De bioloog had ‘t lastiger, het is hier nog vroeg voorjaar, zodra de sneeuw smelt schoten de wildemanskruid, ranonkels, orchideeen, witte boterbloemen, gentianen omhoog en die moeten heten. Dieren lieten zich niet zo zien, een paar bambi’s, gieren en een dode bergrat daargelaten. Naar mensen kijken is ook leuk, in de berghutten.

Een groep Fransen, 60+ en lid van een bergsportclubje, liepen als kieviten ons voor de voeten, luid schreeuwend, zingend, kletsend. Ze kwamen uit Lourdes en dus terwijl wij onze ijzers onderdeden voor een knieën knikkend steil sneeuwveld, dansten zij omlaag of omhoog. ‘s Avonds in de hut was ‘t een geschreeuw van jawelste, tijdens het klaverjassen en het douchen. Ze hadden het goed met elkaar getroffen. Zoals altijd: als je elkaar wat vaker tegenkomt, raak je in gesprek en leer je elkaars leven kennen. Een voor een kwamen ze met mee en praatje maken, ze dachten dat ik uit Bordeaux kwam, vanwege mijn uitspraak van het Frans! (Spanjaarden horen meteen dat ik de taal geleerd heb in Almería, de taal spreken werkt goed voor contact, vraag ‘t maar aan een Marokkaan of mag ik dat ook niet zeggen, nou ja, geïnteresseerd zijn in een ander is ook een pre). Een van de wandelclub zijn moeder woonde in Haarlem (een dag later bleek dat Arnhem te zijn, een gelijkklinkend woord). Met een ander besprak ik de energietransitie en ons Groningen-probleem (tot ver onder de Grote Rivieren kent men de getergde gas-slachtoffers) en hun kernenergieoplossing (geen CO2, hein). Het clubje bestond louter uit enthousiaste ouderen en elke dinsdag trekken ze er op uit, de paden op de bergen in. Loopgroep03 voor bejaarden dus.

Als je alleen bent ben je nooit alleen, zei Gwenn, een blondine die we onderweg op een pas al tegenkwamen en die bij de hut al haar serranohammen en olijven met ons deelde in ruil voor wijn. Een flirterig zelfverzekerd type met rollende lach en om haar charme nog meer kracht bij te zetten had ze haar shampooflesje gevuld met rum, die ze ruim deelde. Een vrouw die iedereen om haar vinger windt en alles geregeld krijgt. De volgende dag begeleidde ik haar op haar -technisch lastige- tocht naar de volgende hut, althans voor een deel. Mijn tocht werd onvrijwillig onderbroken omdat een (andere en nog grotere) groep hysterische Fransen bij de volgende hut kennelijk voorrang krijgt boven losse lopers, het vooraf gereserveerde (not) schema moest opnieuw worden ingeregeld.

De eerste vraag bij nieuwe lopers die je ontmoet is meestal, vanaf welke hut heb je gelopen? Een Engelsman zei, ‘kweenie, ik liep achter mijn gids aan’. Hij bedoelde het erg letterlijk, hij liep de hele dag naar haar reet te staren en ‘s nachts mocht ie er ook in. A guide with benefits. Ze lagen naast me in de grote slaapzaal. Het woord ‘sin verguenza’ dekt de lading. Tijdens hun never ending minnenspel stootten ze me regelmatig aan, per ongeluk, het was geen uitnodiging om in hun speelveld te treden, ik vond het zelfs lastig mij op mijn rechterzij te draaien en het schouwspel te zien dan wel het ritme of aanwijzingen aan te geven. Ach, iedereen laat de ander met rust in zo’n hut, ook al worden er scheten gelaten, gesnurkt, vermoeid of kirrend gezucht en daar dan om gegiecheld. Elk nachtelijk moment moet wel iemand met zijn zaklantaarn naar de wc. Het zijn toch al korte nachten met weinig slaap, om 7 uur ligt er een magdalena met jam klaar en een pak sinaasappelsap, om 8 uur loop je alweer verder. Het is een gedisciplineerde gezelligheid.

Je komt in een ritme, loopt, bewondert het landschap, drinkt en eet je vieze picnic, ontmoet mensen opnieuw, zoals de 2 meter 10 lange Franz en zijn korte vriend Johann, uit Stuttgart. We speelden rummikup met kaarten en elke minuut veranderde de regels, het waren geen standaard-Duitsers. We analyseerden de emoties van “Gute Nacht Freunde”, waarover ze zich verbaasden dat er geen nagesynchroniseerde versie in het Nederlands werd uitgezonden op NPO1. Het eten was ietwat karig voor Lange Franz, naast de magdalena, was het voor hem, en voor mij een week low carb (en koud douchen, bulletproof koffie (nog geen kogel gevonden) en veel lichaamsbeweging, begint al op biohacking te lijken). Gister kregen we als stouwvoer twee frietjes pp, wel veel vlees overigens en asociale (goed voor zichzelf opkomende) gasten: zodra de schaal met eten op tafel komt, dus voor 10 man, scheppen zij de helft ervan op hun bord. Verder valt er geen zinnig gesprek mee te beginnen, althans ik heb nog geen onderwerp kunnen vinden waarop ze hun chagrijn aflegden. Vast heel goede klimmers, en woest aantrekkelijk voor hun knappe vriendinnen, met wie ik ook geen contact krijg. Met de Duitsers wel dus, Duitsers met humor waren het, die stonden meteen met 2-0 voor wat niet genoeg was om in het WK te blijven, maar daar mocht ik ook grappen over maken.

We hielden het droog al die tijd, zelfs stevig verbrand steeds rond de 2500 meter hoogte. De regenbui met rukwinden die al dagen van de daken van de hutten werd geschreeuwd begon pas toen we net een half uur weer in onze tent op de camping waren. Een wegwaaiende plastic zak van de Dekamarkt werd even later teruggebracht door een campinggast die op nog geen kilometer van ons huis woont. De eerste landgenoot in een week, het eerste gemopper begon: Ze vond het terrein hier wel erg zwaar, ze had net 100 meter moeten lopen vanaf de auto om een meer te zien. Maar morgen ging ze naar het strand.

Tavascan

Na 25 jaar huwelijk vraag je je wel eens af, Is dit alles? Oehoehoe. Want weet je lieve schat wat het geval is, ik zoek iets meer ik weet alleen niet waar. Hoewel we tegenwoordig 180 jaar kunnen worden, schijnen we nog steeds eeuwige trouw te moeten beloven aan de toevallige of voorhanden zijnde persoon die je ooit tegenkwam en, gezien de feiten en omstandigheden, leuk genoeg vond en waarmee je vervolgens een contract bent aangegaan om een kind op te voeden.
Eens kijken, wie kwam ik in die tijd nog meer tegen? Heb ik wat laten liggen? In Tavascan ontmoette ik 30 jaar geleden Celi, Araceli. Ik deed veldwerk met vier vrienden en we werden op slag verliefd en vochten met elkaar om haar hart.
Het laatste woord is hier al over gezegd en in artikelen vastgelegd.
Corstanje, et al, 1989. Corstanje R., Klepper C, Rutgers B., van der Wal I.J., van den Eeckhout B.Quantification of finite strain in the Pyrenean Slate Belt; a first assessment using Rf/ method. Theologie en Tuinbouw.
Zo, we zijn weer onder ons. Celi dus, de burgemeestersdochter. Ik zocht haar zojuist op na al die tijd en, o my god, ze woont weer/nog in Tavascan, een opvallend mooi dorp aan het einde van een lang dal, een straat met een paar hotels, Llacs del Cardos, alle door haar en haar familie beheerd. Sinds 30 jaar is het hotel in grootte verdubbeld en de oude huizen in het dorp smaakvol gerestaureerd, zij woont in zo’n oud huis, met begonia’s voor het balkon. Tavascan, waar in de oorlog de joden aankwamen die uit de Hitlerstaten gevlucht waren op zoek naar Franco-vrijheid. In Tavascan werd je dan alsnog opgepakt, enkelen bleven hangen, Celi’s familie? Tavascan: je kan er skiën, paardrijden, prachtige wandelingen maken, vergaderen in het meetingcentrum en er is veel feest.
Ik dronk een kopje koffie op het terras waar ik vroeger vaak zat en vroeg aan, zo bleek later, haar man Xavi, of Celi nog steeds hier woont. Ze verschijnt, ziet me en roept mijn naam en de namen Rien, Bart en Christof. Herinneringen worden opgehaald: de feesten waar we samen heen gingen en nog nadansten op de muziek van mijn cassettebandjes die op het dorpsplein werden afgespeeld als de bands klaar waren met hun 1-vingermuziek, dat we haar engels leerden en zij ons Catalaans (no fotis, plau poc), dat we in de keuken meehielpen, ze ons alle sterke drank uit de regio liet proeven, zoco pacharan en soberano meegaf, dat we een jaar later nog eens terug kwamen, ik haar nog later opzocht in Barcelona. Ze zei dat ze nog regelmatig aan ons gedacht had, zeker toen ze een paar keer in Nederland tulpen kwam kijken op de Keukenhof. Ze had haar studie journalistiek en tourisme beëindigd, ze hoorde in Tavascan en bij haar familiebedrijf. Trots liet ze haar hotel zien, met zwembad, rustieke tuin en haar gastvrouwschap. De discotheek van haar broer was verdwenen en is nu een sauna. En of ik bleef slapen. Ik hield het bij eten, een lammetje op geologische steen gegrild. Ze nam uitgebreid de tijd, ook al vroegen de toeristen aandacht, ze schoof hen opzei, wacht jij maar even. Ze vertelde over haar dochter, die paard rijdt, 14 jaar, en Judith heet, joodse naam dus. Dat ze geen burgemeester is geworden want te impulsief en te blijmoedig, zó blijmoedig, dat ze een winkel heeft met bergsportspullen, en een beperkt aantal dagen per jaar vakantie, nos vemos, het was te kort, ik had moeten blijven slapen. Nog dagen bleef het hartelijk gevoel van Celi voelbaar, de knoflook van het lam smeulde na, net als een hartstochtelijke kus die nog lang blijkt nabranden. Had ik daar met haar 30 jaar lang en tot nog veel langer met haar broer Manuel een hotel gerund? Waarom niet?

Daags na mijn bezoek aan Tavascan verkaste ik naar Jaca. 29 jaar geleden, ik was inmiddels afgestudeerd en reisleider, trof ik daar een medereisleider / geologe met wie ik ’t 1 jaar deed. Had ik daar nog 29 jaar mee toegekund? Waarom niet?

Een jaar later, ik was nog steeds reisleider, trof ik een biologe met wie ik nog steeds getrouwd ben, zo goed als 25 jaar. Waarom niet? Waarom wel?

Sierra de Guara

Terwijl in Nederland iedereen van het gas afmoet, verbleef ik een week áán het Gas, de rivier die door Jaca stroomt. Stilzitten is geen optie, erop uit! Ontdekken wat ik nog niet ken.
Het was in de jaren ’80 de natte droom van mijn collega-reisleiders: lekker cañoning in de Sierra de Guara. En Gwenn, die ik in de Aigues Tortes trof, vond het ook al haar favoriete gebied, ze is er zelfs vlakbij gaan wonen, in Huesca. Hier kan het nog: een snelweg bouwen dwars door een Natura 2000-gebied heen. Eenmaal weg van de snelweg komen de noordhellende kalklagen en de conform gestreepte bremrepen langs, stuwmeren met verzopen bomen, een paradijs met bloemen en vlinders en een enkele steenarend nee laten we zeggen een lammergier. Stoere lui zoeken hier hun weg door kloven, springen van rotsen af, duiken een grot in op zoek naar een uitgang, halen hun huid open aan prikstruiken, superstoer! Wij zochten via weggetjes die niet op de kaart staan maar hele diepe gaten bevatten (vanwege de karst, gebrekkig onderhoud of de gaswinning in Groningen?), een eenvoudige cañon-wandeling voor watjes op, maar haakten op eenderde af, te veel water, te warm en te stoer. Sierra de Guara kan ik niettemin van mijn emmerlijst afstrepen.

Jaca

De ideale uitvalsbasis voor een prachtig Spanje-gevoel, Aragón. Ten eerste is de Route geologica transpirinenca niet te versmaden

https://asociaciongeoambiente.wordpress.com/ruta-geologica-transpirenaica/

Van bekken naar bekken en alles wat hier tussenin aan leuke breuken en mooie plooien te zien is.

Ten tweede het station van Canfranc, een voorbeeld van twee landen met tegengestelde wensen en belangen, Franco wilde in 1928 een uitstekende verbinding met Frankrijk realiseren. Het 1-na-langste perron in Europa, El caudillo had visie! Al 90 jaar weigeren de Fransen de aansluiting te openen. Tegenstanders van de IJzeren Rijn: trek lering.

Ten derde: wat zijn die bergen mooi! Zelfs de skigebieden Candanchu en Astún verkloten dit bijna niet. Ik zou er bijna in de winter teruggaan, maar dan kies ik toch voor Tavascan.

Perigord

Nog 10 dagen uitstuiteren in de  Perigord. Deze streek is in kleuren ingedeeld: de purperen (waar ik officieel bivakkeer) betreft het wijngedeelte, er is de witte Perigord, de romige kleur van de kalksteen met rotsschilderingen, of zwart van de sombere volksaard vanwege donkere eikenblad en truffels of groen vanwege de bossen). Mijn melkwijk is wat niks van alles, ietwat saai, wat heuveltjes met graan en koe, te ver weg wat wijnranken en zonnebloem en een enkel kasteel of bastiondorp. En wat Michelin sterren restaurants, de een avontuurlijk, de ander degelijk maar met mooi uitzicht. De tent staat hier op zeker half uur gaans van dit al. 

Internet is ver te zoeken en het is 32 graden. Kortom: verplichte vakantie dus zonder externe prikkels. En dan ook nog om de dag rustige hata yoga met mindfullness elementen op een open plek in het bos, met een zachtstomend beekje en vijvertje, tsjirpende krekels, een rustgevende Belgische yogi-stem. Een muisje kwam de ene keer tussen ons in zitten en deed mee, eenden liepen de andere keer in ganzenpas tussen ons door en vielen in slaap. Honden werden weer een andere keer door hun baasjes ook naar deze plek gebracht voor verkoeling in het water. De baasjes zagen ons bezig en deden zichtbaar moeite om schreeuwend hun blaffende honden van ons af te houden. De stem van de yogi: merk op dat er gedachten langskomen, pak het tekstballonnetje en laat dit wegdrijven. Stilte is niet de afwezigheid van geluid maar het je niet storen aan geluid. De vraag hield me na de yoga bezig, in hoeveel decibel deze perceptuele oosterse wijsheid te pakken is.

Steenbreek

La Palma – april

Vanuit de verte doemde het tweebultige eiland op vanuit de oceaan, als een ijsberg meer onder water dan erboven. Een vulkaan die het in zich heeft om bij doormidden breken een watergolf te veroorzaken die half Amerika nat en plat legt. Dat verhaal is door Tsunamiologen later weer ontkracht, vertelde de piloot, met wie ik in de cockpit mee mocht landen. Voor ons een plakje asfalt tussen windmolens en kassen met bananenbomen. De landingsbaan ligt heuvelop, dat remt makkelijk af, (en snel wat) en dan U-bocht maken (tussendoor hellingproef) en aan de zijkant van de baan tegen de aankomsthal parkeren. Half uurtje passagiers en koffers wisselen en nog voor het volgende vliegtuig landt, weer terug naar huis. Ik blijf nog even op het eiland, een weekje de reisleider spelen.

Een vulkaan dus op een zijspleet van de mid-atlantische rug, de noordelijke bult, caldera de Taburiente, een 7000 meter hoge vulkaan (vanaf de zeebodem) waarvan de westzijde in zee is gezakt. Je kan van bovenaf het erosiegat inkijken, en je kan er in en dan een dag wandelen. Endemische flora en fauna maar die geeft zich nog moeizaam prijs. Mijn hulplijntje Bram geeft steeds aan dat ik een rotsduif of tuinkraai zie in plaats van de Bolle Laurierduif of Canarische Raaf. Ik moest maar eens wat serieuzer te werk gaan en op waarneming.es gaan studeren waar ik precies moet wezen en dan daar dan met een net over mijn hoofd gaan wachten. Ik haak af, heb nu eenmaal een spanningsboog van een kleuter, heb in ieder geval geen engelengeduld. Quick and dirty of anders niet. Niet dat ik iets tegen wachten heb, ik wacht nog op die aardbeving, of op die vulkaan die plotsklaps omhoog spuit, als een molshoop. Kan elk moment geuren, verse vulkanen genoeg, in de jaren ’70 kwamen ze bij bosjes omhoog. En de zuidelijke vulkaanketen (nu al de reis waard) is ook nog geen eeuwen oud.


Een allerprettigst pleintje in El Paso. Een terrasje met formica tafeltjes bij de bolleria. Marisol met kuiltje in haar wang en paardenstaart, brengt een cafe solo met zoetigheid. Drie jonge moeders drinken koffie naast ons, mollig, rokend, schor pratend over hun kinderen en man. Ze kennen iedereen in het dorp:

  • de taxichauffeurs die bij Marisol hun carajillo’tje drinken en dan via een kronkelweg de Duitse toerist de bergen in brengt,
    hun vriendin Pacquí van het wolwinkeltje, daar waar de roddels samenkomen,
  • de postbode Simón, die weet ook al alles,
  • Monica van herberg Hildalgo, die naast Spaans en Engels ook in het Nederlands de menukaart kan mompelen, ze geeft de Duitsers wat ze kennen: grote stukken vlees.
  • de oude hip Klaus met vervilt haar die elk jaar steeds jongere vrouwen om zich heen heeft,
  • Enrique die al helemaal binnen is door zijn vele huisjes die hij verhuurt aan de Duitse Dieren waar het eiland van doordrenkt is. Het is niet heel fijn om te pas en te onpas met grussGott te worden bejegend. Er zijn oases van rust, zoals bij Marisol.
  • De Duitse Kristina is aardig ingeburgerd, ze is het gluten vrouwtje van het dorp die aandacht van eenieder te trekken en die aandacht nog krijgt ook. Een aantal jaar geleden heeft ze zichzelf aangeleerd kruiselings te lopen (bij mijn loopgroep’03 is dat een pittige oefening), nu valt ze fijn op.
  • Kijk daar loopt Juan Maria del Santissima Trinidad del Rio Sanches; net als zijn voornaam vult hij volledig de ruimte met zijn aanwezigheid. Zonnebankbruin, tatoeages van nek tot enkel, hij is heel tevreden met zichzelf en dat trekt aan. De drie vriendinnen begroeten Juan allerhartelijkst, ze krijgen kussen van hem. Gister zagen we Juan lopen door de Kloof der Angstigen. Hij volgde niet het aangegeven pad, maar liep een rechte streep door moeilijk terrein. Steeds als hij een mijlpaal sloeg en zag dat ie nog op koers lag, floot hij luid tussen zijn tanden, de toon galmde tussen de rotswanden. En daar kwamen vier guapas aangehuppeld. Na een korte, maar intense groepshug, spoot de chulo weer naar voren, voorwaarts verkennend. Ik volgde braaf de aangegeven route, zigzaggend omhoog omlaag, en zag dat Juan steeds verder uit liep met zijn knappe vrouwen achter zijn reet aan.
  • Encarna komt aan lopen. Ze is boos, ze loopt boos en kijkt boos. Er is haar vroeger in het dorp iets aangedaan en nu strijdt ze tegen het onrecht. De drie vriendinnen groeten haar niet, Encarna groet hen niet. Zodra Encarna van het plein af is, gaat het gesprek over haar.
  • En uit de linker zijstraat kwam een heel fanfarekorps aan toeteren… En zo zou ik nog wel uren door kunnen gaan.

Mijn derde koffie was op, ik kon de verhalen over Encarna wel raden. Ik, de onverzadigbare, was verzadigd.

Aan het pleintje ligt de VVV. Boswachter (te zien aan haar strakke uniform) Penelope legt met haar doorrookte stem en pijpekrullen uit dat ik langs een riviertje in een vochtig dal kan lopen, of naar een knalrode waterval, of naar een meertje in een vulkaankrater. Ik was na de eerste tip al in haar reebruine ogen verdronken. De natuur dus.

Met de huurwagen naar de Rots van de Jongens, daar lijkt het gestolde lava op, een groepje jongens, maar aardige jongens. De lifter kwam uit Polen deze keer, we zouden hem later nog vaker tegenkomen. Hij was al drie maanden in deze archipel maar vroeg, als was hij nog knaap, en als wat het zijn mantra, zijn enige woordjes buiten de grens, of we wisten waar het mooi is. Op de top nam hij plaats op een basaltblok, zijn bloten voeten hadden een kilometer vrij spel, hij pakte zijn broodzak en ging het gesprek aan met een kraai. Daar boven op die berg, 2500 meter hoog, kijk je de ene kant de krater in, een stomende wolkenmassa, daar in die diepte liep ik gister dus. Omhoog en dan bij voorkeur ’s nachts, is de sterrenhemel verplichte kost, er staan zo’n 1000 witte sterrenwachten verspreid over de berg, de een wat reusachtiger dan de ander. Je kan er een bord soep mee zien op de maan, zeggen ze. Hebben de Amerikanen dat bord laten staan daar?

De zonsopgang pak je dan ook nog mee, vanuit bed komt om half acht de zon achter de zee vandaan. Door de heldere lucht breekt het zonlicht in een fractie van een seconde in olivijngroen licht, een lichtflits omvat de hele (zichtbare) kromme van de aarde. Volgens Hector Barbossa geeft het licht aan dat er een ziel uit de dood terugkeert op aarde. Tijdens mijn verblijf hier was de onderwereld echter strak gesloten.

Strand op La Palma is zeldzaam. Er loopt een pad rond het eiland, camino réal, de GR 130, we liepen een stukje mee aan de noordkust. Lager dan een paar 100 meter boven zee kon je niet komen, maar met een goede verrekijker is het fijn speuren over de oceaan. Je ziet eerst de vogels in een richting en dicht bij elkaar vliegen en ook wat witte golfkopjes. Onder water een donker gevaarte. Het blijkt een school vissen die bij elkaar wordt gedreven door zo’n 20 dolfijnen / walvissen. Af en toe springen ze boven water. Omstebeurt mogen ze met open bek door die school zwemmen. Na 10 minuten is het bekeken en is de vis op. De vogels smullen nog van de resten. Hier geen protestacties van pseudo-biologen zoals Patrick van Veen die eisen dat de dieren in de natuur van rijkswege moeten worden bijgevoerd.
Laurierbossen waren er volop rond de Middellandse Zee. Toen kwam de ijstijd (daar komt ook een petitie tegen) en verdwenen ze. Allemaal? Nee, hier La Palma is sindsdien nog zo’n bos met allerhande soorten laurier. Giftige vruchten die alleen de Laurierduif nog kan hachelen. Maar die duif liet zich niet zien. Stenen zijn geduldiger en dit keer versierd met inscripties uit vervlogen prehistorische tijden, cirkels en doolhoven voor goede oogst en vruchtbaarheid. Je word er wat draaierig van.

Nepal oktober 2017

 

Levende godin

Een dagje in Kathmandu op stap met Puja, een van de weinige vrouwelijke gidsen van Royal Mountain Travel, het bureau dat in Nepal ons ontzorgt. Wat valt op in deze miljoenenstad: de hoeveelheid tempels, de kluwen electriciteitsdraad, de stutten en bergen puin van de aardbeving uit 2015.
Het is de dag na het Dashainfeest. Zojuist heeft de levende godin Kumari een driejarig meisje voor 10 jaar (of tot haar ongesteldheid) verkozen als haar incarnatie. Ze kwam als beste van 12 anderen welgestelden uit haar assessment waarbij ze haar moed, kracht en maagdelijkheid bewees door zich te meten met een stier, beschermdier van Shiva. Vroeger was de Kumari na haar diensttijd als godin op aarde onhuwbaar, tegenwoordig mag ze wel trouwen, maar geen man heeft het nog gewaagd met een halfgodin te trouwen, of kon de bruidsschat betalen.

Veel gebouwen (veelal uit de bloeiende 16e eeuw met een cultuurminnende koning) hebben eeuwen de platentektoniek doorstaan. In 2015 werd Kathmandu 4 meter verplaatst door de opdringerige Indische Plaat. Herstel na aftrek van corruptie is gaande, het meeste geld gaat echter naar het parlement dat met de revolutie in 2008 (7 jaar na de interne slachting binnen het koningshuis) het aantal parlementsleden heeft uitgebreid van 51 naar 601, en de Balkenende-norm geldt voor hen niet! Een van de parlementariërs heeft een referendum voorgesteld met als eis: stop de platentektoniek, Trump ontkent het fenomeen vooralsnog.

De koning had een uitzichttoren van 9 verdiepingen in Kathmandu van waaruit hij dagelijks uitkeek over zijn volk. Hij vond t belangrijk dat ’t volk te eten had. Aan de hand van rookpluimen van kokende onderdanen stelde hij tevreden vast dat het volk voldoende at. De toren is in 2015 tot puin getrild en de koning is al zijn macht afgenomen, maar er is wel weer discussie om zijn ceremoniële rol te herstellen, de monarchie verbindt meer dan een graaiende minister-president, zo is de gedachte. In de tussentijd leeft hij als een vorst in zijn Royal Palace en kan je hem als een aapje in Artis bezoeken.

Diverse tempels bevatten opwindend erotisch houtbesnijwerk: het heeft niks te maken met de Kamasutra maar met de wens van de koning om een wat voltalliger bevolking te bestieren. Het volk was wat preuts en door geile beeldjes in het straatbeeld stimuleerde hij het voortplantingsgedrag voor alle rangen en standen. De ChristenUnie bij ons wil ook meer grote gezinnen maar denkt dat juist het verbieden van porno meer nageslacht oplevert.

In het openbaar genegenheid tonen is zeker not done in dit land. We zoeken ons heil in de Garden of Dreams waar wel behoorlijk gevoosd wordt. Een oase van rust in de wijk Thamal. Een mooi aangelegde tuin met indringend geurende bloemen, eekhoorns die luidkeels achter vlinders aan hollen en een overdaad aan spuitende fonteinen. Erotisch snijwerk is volstrekt overbodig voor de Nepalese jeugd van tegenwoordig. Natuur verbindt.

 Omhoog

Als je dan toch in Nepal bent, wil je ook wel eens een trekking maken, langs een eeuwenoude handelsroute tussen Tibet en Nepal: we trokken de Manaslu rond. Hoe gaat dat, is dat leuk, is het wijs?

Het is hard werken. Eerst maar eens vier dagen van 9 à 10 uur lopen om aan de rand van de natuur te geraken. Lopen als een machine. Beter nog: als een mens in een machine. De rivier waarlangs we omhoog wandelden, maatgevende afvoer 21.500 m3 /sec was zo woest, het klonk alsof je dagen in een CT-scan lag. Iets verder van de rivier af klonken de cicaden, snerpend hemeltergend geluid (Oja, afspraak maken als ik weer thuis ben; sinds ik de tandartsverzekering uit mijn pakket heb gehaald ben ik niet meer gegaan: marktwerking). De tocht is een soort kroegentocht, je slaapt in een theehuis met slaaphokjes, je sleept je voort van lunch naar koffiepauze naar theepauze naar diner en ontbijt in kroegjes. De prijzen van de thee of cola of wat dan ook zijn rechtevenredig aan de hoogte (langere aanvoer), van 30 cent naar € 2,50 voor een citroentjes. Lege flesjes en plastic liggen langs het pad, net als de wikkels van lollies (Oja, die tandarts) en chocolaatjes, die zojuist door medereizigers zijn uitgedeeld aan de kindjes. De kindjes klemmen zich soms aan je vast onder het uitroepen van ‘chocolate’ of ‘balloon’. Vroeger was een pen (‘wanpen’) nog Ok, maar nu hebben ze een mobieltje om hun gedachtes op te schrijven.

Een nog jonge en leergierige gids, Yubaray, 26 jaar, heeft wel iets van Abel, had ons al bij het vliegveld opgehaald. Vanaf moment 1 neemt hij de verantwoordelijkheid over ons welbevinden zeer serieus. We krijgen verhalen te horen waar nodig en laat ons met rust waar nodig en praat ons moed in of neemt bagage over of beschermt ons tegen karavanen met ezels en koeien waar nodig, serveert ons eten, regelt de mooiste kamers. Na vier dagen lopen we al anderhalve dag voor op schema. Na de vier dagen ploegen kan het grote genieten beginnen, boven de 3000 meter wordt het interessant. Maar dan steekt ook de vermoeidheid de kop op en de hoogte en het niet gewend zijn aan water en eten. En de eetlust neemt af. Yubaray houdt van de Beatles, elke dag beginnen we een nieuw liedje, ‘happynes is a warm gun’ maar zijn favoriet is yellow submarine. Hij heeft veel films en documentaires gezien en daaruit haalt de gids zijn kennis over het westen die hij spiegelt aan ons. Het is iemand die met iedereen een gesprek begint, om daar zijn info en voordeel uit te halen.

Hier hoog boven in de bergen wordt Tibetaans Boeddhisme beleden. Geen steenmannetjes maar muurtjes met gegraveerde stenen langs het pad, als er een gelovige langskwam dan beitelde hij een mooie tekst of afbeelding in een leien plaat (zoals in Asterix een brief werd gebeiteld). Dit fenomeen van bijplaatsen van religieuze stenen vindt nog steeds plaats. Verder kloosters en gebedsmolentjes (ook eentje op waterkracht), gekleurde vlaggetjes (in alle teamkleuren behalve team zwart) waar je kijkt, poorten en kleine kindjes in monniksjurkjes in de nationale kleur crimson. Op onze vrije klimatiseerdag op 3600 meter, in Samagaun, kwam de hoge lama uit Tibet op bezoek, per heli de berg over. 40 vrouwen gingen in de weer om het zandpad door het dorp aan te vegen. Respect tonen. De lama, geen hanenkam of exotisch gewaad maar in simpele kleren en met kort geschoren hoofd, wijdde het gloednieuwe klooster vlakbij in en bezocht het eeuwenoude klooster nabij het dorp. Yubaray legde ons de verschillende verschijningsvormen van Buddha uit en allerhande gebruiken, gebeden en de gang naar Nirvana (come as you are zingen we onderweg samen). Een Amerikaans stel kwam met bergschoenen binnen klossen en was beledigd dat ze werden aangesproken op het feit dat ze hun schoenen nog aanhadden, met yakkak. Respect. De bevolking van de vallei gaat ’s winters overigens naar een speciaal buddhistisch gebied in de Kathmandu-vallei. Het is dan echt niet uit te houden qua kilte. Er werd dus stevig gebeden. De weersverwachting is daarom goed: morgen kunnen we de bergen zien, aldus onze gids. Het schijnt hier erg mooi te zijn!

Het trekken door de bergen is leven als een monnik, 3 weken geen sex, drugs, rock n roll, en ook geen koffie en drank, geen roken snuiven chocola geen snaai en zeker geen telefoon en internet. Geen enkel mechanisch iets, nauwelijks elektriciteit, in de Middeleeuwen of bij de Mormonen. De verleidingen zijn er wel, je loopt dagen door velden met cannabis en je ontmoet misschien wel de mooiste vrouwen ter wereld (sorry Marjoleine) en uit rijst en boekweit wordt stevig gedestilleerd gebrouwen. Terwijl de kindjes door de modder buitelen, onder de schrammen zitten, een dipslope als glijbaan gebruiken, de mannen vieze verwassen shirts aanhebben, onder de vegen en scheuren, lopen de dames én keihard te werken (vlegelen, sjouwen, stenen fijnhakken, wassen) én hun zo kleurrijke mooi geborduurde en gedrapeerde gewaden superschoon te dragen. Andersom trekken wij ook bekijks, zo heeft er achter een muurtje een oude (30+ in ieder geval sterk verweerde) vrouw met nog 3 resterende tanden (oja, ja-ha) een half uur staan staren naar mij.

Ongeveer gelijk met ons trokken andere kleine clubjes uit alle uithoeken ter wereld op naar dezelfde berg, rondje Manaslu. Overdag kom je elkaar sporadisch tegen, op een hangbrug of in een teahouse, ’s avonds of ’s morgens eet je samen. De Iranesen (die ’s avonds nog wel eens een film met kletterende zwaarden en briesende paarden keken op hun kamertje, hun films lijken ietsje explicieter dan de Bollywoodfilms of de Kollywood-variant: suggestie in het kwadraat); de Engelse taalleraressen (hoe leuk is dat, eentje wilde steeds maar Frans met mij spreken) wilden samen met ons in hetzelfde hotel, maar omdat in dit gebied de eerste komt en dat die dan maalt, blijven dan de geitenhokken voor ons over. Zeker als er een groepsreis gelijk optrekt, want die gaan voor. Yubaray doet zijn best ons goed onder te brengen, maar we zien het aankomen dat vlak onder de pas, op 4500 meter dus, we in tentjes moeten slapen, brr.

We maken ons op voor het tweede deel: de pas over van tegen de 5.200 meter. We zien er wat tegenop, de hoogte, de kou, het weer (mist?), de spieren. Nu al doen we elke dag wat hoogteoefeningen: nog even hoger doorlopen en weer op lagere hoogte slapen. Ook beginnen we elke dag met rek- en strekoefeningen. We zijn de dag ook wel eens begonnen met een potje badminton in de bergen! Het voelt allemaal heel bekend. Het komt vast wel goed en de lama zorgt voor mooi weer.

De yak en de koe

De koe is het nationale dier van Nepal. Op 19 oktober vieren ze de dag van de heilige koe. Lekker dan: hoog in de bergen vertellen de opa’s het volgende verhaal aan hun kleinkinderen. Over waarom de yak alleen hoog in de bergen leegt en de koe alleen in het laagland. Het verhaal duurt een hele avond en gaat eigenlijk over de yak en de buffel, maar komt hier op neer.

De yak en de koe, die beiden hoog in de bergen van Nepal leefden, waren echt heel goede vrienden en deelden alles en spraken met elkaar over alles. Op een dag kwam de geit langs, hij had groot nieuws: in het lage deel van het land, het stedelijk weefsel zeg maar, daar is het pas fijn: plezier en drank en feest, en vermaak.
O, zei de koe, laten we daar maar heen gaan. Waarom, zei de yak, het is hier toch fijn? Nou, zei de koe, dan ga ik eerst zelf even kijken en vertel ik hoe het is daar beneden. Toch besloten ze gezellig boven in de bergen te blijven. Maar het begon toch te kriebelen bij de koe, en een jaar later spraken ze af dat de koe naar het stedelijk weefsel zou gaan en van de bevindingen mondeling verslag zou doen.
De koe wist niet wat ie zag in de stad: hoeren en snoeren, feesten en genot, ja ze hadden drank en drugs, je zag het al aankomen: de koe verslonsde de vriendschap en dacht niet meer aan de yak. De koe ging op in het feestgedruis.
De yak, nog hoog in de bergen vroeg zich af hoe het met de koe ging, nu hij maar niks hoorde. Op een dag vertelde de geit: weet je dat dan niet? De koe vermaakt zich kostelijk in de stad en is jou totaal vergeten! O, zei de yak, dan spreek ik nu de vloek uit dat de koe nooit meer hier zo hoog boven in de bergen mag en kan komen. Ik hoef de koe niet meer te zien!

Over de top

De aanloop was genomen, we waren redelijk op de hoogte, de bergpas lonkte, de lama had door de gebeden gezorgd voor helder weer, we zagen de zevenduizenders om ons heen en ergens daartussen was een pas, de Larke-pas, al weken van tevoren aangekondigd. Om ons heen de rappe ratsers, Zweden en Tsjechen met trailersmentaliteit, en de kneuzen zoals de English ladies en wij, die altijd als laatste aankomen. Het gebrek aan zuurstof zorgde voor een schrale keel door het vele hijgen, hoofdpijn en lucide dromen. Het gebrek aan internet, te gek voor woorden, zorgde ook voor vragen: hoe gaat het in Nederland, de rest van de wereld, hen die ik liefheb? Weken onbereikbaar zijn is, zeker achteraf nu ik zie dat ik van harte onmisbaar ben, is ieder aan te raden, een informatie-sabbatical. En het nieuws interesseert me hier totaal niet, terwijl ik schrijf nog steeds in een automatisering-, mechanischloze omgeving, alles op hand- of dierkracht. Is er al een nieuw kabinet in Nederland? Is de Omgevingswet er al? Hoe gaat het met de aardbevingen in Groningen? Ik heb hier een keer zachtjes liggen beven in bed, maar dat was omdat er iemand in het huis liep, alles trilt en beeft dan. Ik moest wel erg denken aan de gedupeerde Groningers die steeds met een dreiging voor een instortend huis in hun hoofd zitten. Ik sprak diverse Nepalezen die de beving in 2015 meemaakten in Kathmandu, tientallen minuten draaide alles om zich heen, stof ontnam zicht, huisraad en muren vielen om, angst was alom. Het is hier een ijkpunt (waar was jij toen John F. Kennedy, Sadat, John Lennon, Trump (?) werd neergeschoten?). De gids van de English ladies zat huilend langs het pad: hij kreeg te horen dat zijn kind (of nichtje) was overleden (zijn baas liet m zijn taak afmaken, nog een week doorlopen joh), maar steeds kwam de beving van 2015 terug: toen verloor hij de helft van zijn familie. Onze gids is een goede trooster (dit soort dingen gebeuren) en sprak de gids aan op zijn overmatig alcoholverbruik, de hele vallei stonk naar gedestilleerd rijst.
Dzjang dzjang of Zam Zam, we moeten voort, we doen onze rek- en strekoefeningen en volgen het paardenpad, wat we in de duinen echt niet mogen. Stap voor stap, vier straks vijf liter water per dag. Boven ons de gieren die wel pap van ons lusten. Gelukkig wordt er in het kader van natuurbescherming een ezel of yak voor ze klaargelegd. De loopdagen worden korter, om een uur of twee bereiken we onze bestemming. Na de lunch nog even de bergen in, minder zuurstof ervaren. Op zoek naar de blauwe schapen (niet te verwarren met de blauwe beer, een van de verschijningsvormen can de yeti; de aap, de yeti-variant Kuifje in Tibet, zagen we wel, wachtend tot er honing uit een wilde bijenkorf zou druipen).

De een-na-laatste pleisterplaats was een boeddhistisch westerndorpje met yaks en paarden en verweerde Tibetanen vertrokken. Vanaf hier zou je naar Tibet kunnen, paar uur lopen, maar de Chinezen houden de grens angstvallig gesloten, een maand per jaar mogen aangewezen handelaren handelen. Tibet wordt hier overigens steeds Tibet genoemd en geen China. De lama had een vrije dag, want we liepen in de mist, koud en hoog en lang. Onderweg spraken we een paard aan die Judith de volgende dag voor een kapitaal naar de pas kon brengen. We kwamen als laatste boven, in Dar es Salaam, en mochten in een tent, opgezet in stenig landschap, toilet aan gene zijde van de rivier. Kraakheldere nacht met allerlei sterrenbeelden waar ik nog geen weet had. Maantje als sikkel maar wel als kommetje balancerend, komt terug in wapen, vlag enz van Nepal, afko van never ending peace and love. De volgende dag om 3 uur in de ochtend op, de tent en onze waterflessen stijf bevroren. Het paard was de vorige avond pas laat gearriveerd, maar de begeleidster was er klaar voor: zingend (de traditionele liederen naar ik begreep, geen hits zoals …) bracht ze Judith naar de pas, langs steile afgronden, over ijsmeertjes, morenes en heel veel conglomeraten, zolang India tegen China aan blijft duwen en de Pangea-zee tot grote hoogten stuwt, valt er ook wel veel van de wagen, als je van erosie houdt, ben je hier aan het goede adres. Door steeds te reageren op de bewegingen van het paard (helemaal naar links, voor, rechts en achter in balans komen) viel Judith niet van de wagen/paard. En deels in het donker. Uren voordat ik arriveerde was ze op de pas, een kaal bij elkaar geharkte hoop stenen, maar met een prachtig uitzicht, versierd met een Tibetaanse vlaggenzee. Helder weer, de lama had weer zijn best gedaan.

Omlaag naar het dal van de Annapurna. Een stervend zieltogend landschap met morenes en heel hoog op 7000 meter nog de laatste stuiptrekkingen van een gletsjer. De dalen zijn niet altijd gletsjerdalen: het gebergte stijgt sneller dan de rivier zich uitslijt (net als de Maas in de Ardennen). Hoog bovenuit de dalen en de eerste rij bergen bevindt zich wel een imposant berglandschap. Dat landschap daarboven, dat in Europa op 3000 meter eindigt en hier pas op 5000 meter begint (onder de 6.000 meter ben je hier nog maar een bergje, daarboven een Piek) maakt de trip de moeite waard. Ik heb mezelf nog niet gevonden, ben ook niet trots op de sportieve prestatie (vond ’t wel bijzonder om ruim twee weken van licht tot donker (en daarvoor en daarna) gelopen te hebben, als je een uur per dag beweegt word je al niet depressief, wat zal ik als blije eikel terugkeren). Ik geniet van de landschappen: de geologische doorsnedes door de himalya, de habitats qua begroeiing en gediertes, de volkeren die elke dag weer nieuwe accenten hebben: knalrode appelwangen, leerachtige huid, gespleten ogen of juist ronde, andere kleren, kleuren. De herfst die elke dag naderbij komt in kleur en verval.

Het dal van Annapurna is drukbezocht door hikers. De permits zijn minder duur dan die van ons (we moeten die van Annapurna er ook bijkopen), en de huisvesting is wat minder primitief. Bij die tocht kom je fossielen tegen en bij ons niet. Wat er ook van zij, het is er tegenwoordig een circus, zo horen we. Vlak voor de twee circuits elkaar raken / overlappen nemen we een dag rust, ongeveer op 2500 meter hoogte. Fijn om de omgeving, overgang tussen natuur en agrarisch, eens wat rustig te kunnen bekijken. De honden dragen hier bloemenkransen, het is de dag van de hond. Nepal heeft de meeste feestdagen per jaar ter wereld.  Meestal ligt de overheid dan plat, vaak trekt de familie weer terug naar de geboortedorpen. Vandaag, terwijl ik schrijf, is het het Laxmi Pujur feest, misschien wel het belangrijkste feest van alle (sorry Marjoleine), want Laxmi is de godin van de welvaart. Wij, met ons geld, zijn uitgenodigd bij een familie om deze dag te vieren. En jeetje, wat groeit mijn baard snel, zal ik een hipster worden?

Elke dag feest


In het voorjaar worden alle feestdagen ingepland voor het komende jaar. In Nepal wordt er elke dag wel wat gevierd. We vielen middenin het feest van Laxmi puju. Laxmi is de godin van de welvaart en om haar te verleiden je huis binnen te komen en je een voorspoedig jaar te schenken, wordt er voor de deur een fraaie versiering aangebracht van meel, pepers, bloemen. Vanuit een altaar wordt een spoor aangebracht van meel en bloemen naar de keuken. Laxmi en alle bezoekers aan het feest wordt hiermee de weg gewezen geld en voedsel in te brengen. De eerste dag is het aan de vrouwen om Laxmi te verleiden met dans en zang, de tweede dag moeten de mannen de fundraising doen. In kleine gemeenschappen zoals Ghoa, een dorp met 2 huizen en een boerderijtje, waar we een dagje onze spieren met rust lieten, werd het feest gemengd gevierd. Priyenka, de dienstdoende dochter van 14 was een paar dagen van school vrij om de voorbereidingen uit te voeren; Yuburay had met haar via YouTube verschillende voorbeelden van versierselen en verleidingen doorgenomen. Uit de dorpsgemeenschap werden de muziektalenten bij elkaar gesmokkeld die de hele avond Philip Glass voortbrachten op trommel, fluitje en eensnarige (kale)basgitaar. De vrouwen doen een soort buikdans, langzame bewegingen.
Volgende dag, nieuwe plek: daar waar de Manaslu-trail de Annapurna-trail overlapt. De Annapurna-trail wordt grotendeels bevolkt door jongere gasten, testosteronbommetjes en aanverwante meisjes (strakke ogen, wilskrachtige kaaklijn gekoppeld aan een terloopse nonchalance, verder weinig aan).
Het eerste overlappende dorp is wat groter dan de dorpjes voorheen, er is zelfs een winkeltje. Een jeugdclub trekt rond om geld in te zamelen met grote luidspreker. De mannen zijn, net als in Nederland, geen held in dansen, maar een grote mand wordt al snel gevuld met geld, brood en bier, dat na wat gehuppel verdeeld wordt onder de clubleden. ’s avonds komen stel tieners langs de deuren om snoep of centen op te halen, waarbij ze uren met rauwe stem ‘Namasté’ brullen (maar waarschijnlijk wat anders, maar dit is het enige woord Nepalees dat ik ken, naast dzjam dzjam, qué dzjai – ti dzjai (na), pani).
Weer een dag later is het grote Thika-feest. Van elk feest wordt gezegd dat het misschien wel de belangrijkste ceremonie van het land is: je zuster zet om 11 uur in de morgen een verfstip of een rijtje kleuren op je mannelijke voorhoofd. Als je geen zus hebt, regel je er een in de straat of dorp (voor rest van je leven). Zo bood ik Judith aan als stand-in zus voor Yuvuras en Moddan om haar punt te maken. We hadden een reisdag tijdens de Thika. In plaats van 2 dagen omlaag lopen, wilden we per jeep vijf uur over een door het leger aangelegde weg (5 doden vielen er, soldaten sterven bijna nooit bij oorlogen tegenwoordig): beter gezegd: 5 uur hosseklossen over een ontsluiting (nee, hij was niet vast). Vanwege het feest waren er geen jeeps voorhanden, maar we vonden een chauffeur die wel weer op tijd terug wilde zijn vanwege zijn stipje op z’n voorhoofd. 6 uur in de ochtend vertrekken dus en er bleken 13 mensen in (en op) de jeep mee te kunnen. Respect voor de dakzitters: 5 uur lang hardcore trilplaat, waar Vanessa in de jaren 80 zo’n strak lijf mee pretendeerde te hebben (zie: loopnieuws03, oktober 2017). Onderweg kleine dorpjes, daar moest de jeep even op de brug, voor een dagelijks check-up na dreigende geluiden uit het onderstel na het overwinnen van enkele boulders. Overal de uitnodigingsstrategie voor Laxmi. Overigens ook veel uutnodigingsplanoligie want dit gebied schrééuwt om ontwikkeling!
Eenmaal in de grote stad (Besi Basar, formaat Heiloo), was het een liederlijke boel, de meeste mannen hadden van hun ‘zuster’ hun stip bekomen en mochten als echte man los: lekker bieren. Ons gereserveerde hotel bleek gesloten: vrienden van de eigenaar vierden op het dak (rooftop-hotel) met vrienden het tikha-feest. Volop gezang en Boney M is hier nu ook doorgedrongen. In het door de Spartacus van harte aanbevolen restaurant, daar waar de toeristen hun transfers hebben, lunchten we, en na een poosje dat al snel voorbij was, zochten we via een gat in de muur onze hotelkamer, compleet losgetrild. De feestgangers rochelden, hegen en kreunden om ons heen dat het hun lieve lust was. Ook de kinderen waren blij met hun stip.

Pauzenummertje

Om eens stevig tot rust te komen (waarvan?, de laatste dagen van de Manaslutrekking waren al behoorlijk soft in verhouding tot het beestachtige begin en bij too much luxe raakt mijn hele (verslavingsgevoelige) systeem in de war) was een meerdaags verblijf in Pokhara ingepland, de tweede stad van Nepal, gelegen aan het Pewa-meer, een magnifieke skyline (de reis waard volgens Michelin) met alle west-Himalayaanse bergtoppen waaronder de Annapurna en de heilige Fishtail (bij helder weer, not now). Lekker met een al dan niet gemotoriseerde deltavlieger de vallei over vliegen, per fiets de heilige plaatsen bezoeken, een romantisch boottochtje, de winkelstraat (textiel en schroot) leegkopen, de hele dag in bed (met extended playfield, ik ben er verdwaald, althans mezelf kwijtgeraakt) liggen wegdromen, een kweilerig saxofoondeuntje (‘easy listening’) dat de hele dag in je oor kruipt, of gewoon de was doen, of in ieder geval mijn baard laten scheren.

In de bergen groeide mijn baard grijzer en wijzer. Het werd theoretisch gezien zelfs aantrekkelijk bevonden. Maar het ging mij irriteren, etensresten vielen maar niet op de grond of op mijn broek, en hipster of Chriet Titulaer zal ik niet worden, ook al ben ik voorvechter van een wondere wereld. Tegenover ons resort woont een kapperman, hij slaapt volgens mij in de kapperstoel (het is, zo heb ik ontdekt, dat de meeste mensen hier twee huizen hebben: 1 voor hun familie iets buiten de stad, 1 voor hun werk; ze (het grootste deel van de bevolking schat ik in) slapen inderdaad in hun werkplek. De kapper was een soort Omar Sharif, deed die het ooit met BB, nou ja wie niet maar dit terzijde, hij nam mij stevig onder handen, een prijslijst (uniek voor dit land, meestal bepaalt het afdingen de waarde) gaf aan: € 2,- voor scheren. Diverse goedjes op mijn gezicht voordat de scheerschuim laag voor laag werd aangebracht en nog eens met een ander schuim. Vervolgens een nieuw fonkelend stanleymes in zijn lemmet, neus vast, keel vast en daar ging mijn baard. Best wel snel. Goed glad. Mijn neusharen deed ie ook, schiet er bij kapster Ramona vaak bij in. En dan weer al die goedjes, smeer, lotion, vet, plantenspuit, tonic, brillo, soms eerst zorgvuldig samengesteld in zijn hand. Het bleef niet bij mijn kin, mijn hele gezicht werd, best fijn, gemasseerd, en mijn hoofd ook. Schouders, hij ging maar door. Waarom zou ik mijzelf nog kwellen met dat onscherpe mesje dat ik van thuis meebracht, al die sneetjes, die plukjes die ik vergeet? Maar hij ging maar door, ik raakte in een roes. Ruim voor de derde happy ending vroeg ik, we spraken beschaafd engels met elkaar, of het scheren al was afgelopen en ik gebaarde met m’n armen, hopelijk begreep ie dat ’t ook wel genoeg was zo. Het was genoeg. Ik betaalde de € 2,- voor het scheren, en hij keek een beetje beteuterd dat er niet meer in zijn hand lag, € 2,20 of zo. De dagen erna bleef Omar vriendelijk naar me zwaaien als ik langsliep.

Boeddha of Shiva? Als het aan de regering hier ligt, is de Destroyer of Evil, Shiva, toch de betere. In 1972 werd hoog boven Pokhara de pagode voor de wereldvrede gebouwd, met vier vergulde boeddha-beelden, in verschillende stadia van volwassenheid. De regering, onder het mom van ‘strijd met het bestemmingsplan’ (gedurfd argument als je rest van het land ziet!), brak de tempel af, maar 20 jaar later werd het opnieuw gebouwd, zo lang duurt het hier kennelijk om een deugdelijke procedure te voeren, inclusief bezwaar- en beroepsprocedure, maar ik denk dat de locale StAB of laat ik het STAB noemen, hier nog een behoorlijk vertragende invloed heeft gehad. Er was tijdens mijn bezoek zelfs sprake van een derde uitwerking: de pagode werd geverfd.
Het boeddhisme steunt op harmonie, onderlinge afhankelijkheid, samenwerking en vriendschap, veelal uitgebeeld als een Bremer stadsmuzikantenvariant van ‘olifant, aap, konijn en wielewaal’. Veel vriendelijke onzekere glimlachende mensen. Geen keiharde geboden en voorschriften, leven en laten leven, zelf een dier mag niet gedood worden.

Veel boeddhisten zijn Tibetaans. Ik bezocht een vluchtelingenkamp, waar de Tibettanen vanaf 10 maart 1959 wonen en met moeite hun spulletjes trachten te verkopen: ijzerwaar, lappen en kraaltjes. Ze leven gescheiden van de hindoes, die vanuit hun iets riantere woningen (of zijn het winkels als tweede woning?) chips en Fanta verkopen. Elk huis is een winkel voor chips en Fanta! Ik verzin dit niet. Nou vooruit, soms zit er een winkel tussen met rugzakken en donsjacks of een winkel met t-shirts en sjaals. Doodmoe word ik van het afdingen (ik ben geen fan van marktwerking, is er al een nieuw kabinet in Nederland, iets Waar de bevolking vrede mee kan hebben, iets verlichts, niet te regieus, zonder een dichtgetimmerd regeerakkoord?). De laatste verzuchting luidt altijd: ‘koop dan in ieder geval iets kleins, ik ben zieltogend zzp’er’.

De hindoes zijn in Pokhara ook de trotse uitbaters van de kalksteengrotten, boordevol tempels en koeien. Een koor ondersteund met trommels zorgt er voor livemuziek: ik hoorde er de basisbeginselen van de Einsturzende Neubauten in, maar mijn fantasie grenst aan het eindeloze. In tijden van rust word ik helemaal gek, van mezelf en van mijn omgeving. De saxofoon kweilt maar door in het luxe resort. Er verschijnen veelden van Simply Red en Celine Dion. Wysisyg, ik kan er helaas niks anders van maken.

Transit

De bergen kennen we nu wel, en de hebberige winkelstraat van Pokhara ook. Je raakt wel eens uitgelikt op een oude postzegel. Het uitrusten wordt vermoeiend. Een auto met chauffeur heeft er twee dagen over gedaan om ons te vinden en rijdt ons nu, ook weer twee dagen, 500 km, terug naar zijn brooddame. De tijd dat een litertje benzine hier 5 euro kostte is voorbij, nu nog zo’n 60 cent. Nepal is een gewilde dochter, tussen boze stiefmoeders China en India in. Ze zijn allebei jaloers over de grote hoeveelheid water van Nepal en proberen dit met nare handelsboycots af te troggelen. India heeft de infrastructuur aangelegd voor waterenergie en mag als eerste energie afnemen, ook al betekent dat dat Nepal dan geen energie heeft. Nepal heeft geen olie en gas en dat is een prima stok achter de deur om elletjes te spelen. Graaigrijpgrage managers van energiemaatschappijen zitten inmiddels achter slotje en grendel, er kan nu al 14 uur per dag stroom geleverd worden aan Nepal zelf. Het land lijkt nu redelijk op orde, naar omstandigheden, want er zijn geen grondstoffen om überhaupt wat mee te ondernemen. En als je afval als grondstof ziet dan? Kennen ze de afvalstof-grondstofdiscussie al? De Japanse Ikue werd als vrijwilligster ingevlogen om de Nepalezen te leren niet alles zomaar weg te flikkeren. Ze rijdt een paar uur met ons mee en vertelt. Om te beginnen leert ze mensen van bijenwas kaarsen te maken. Nu is er volop behoefte aan lichtjes, vooral tijdens de feestdagen, maar lampjes zijn eenvoudig te maken wat brooddeeg en lampenolie, niemand wil een dure handgemaakte bijenwaskaars kopen. Ikue houdt vol. Ze legt uit over de lokale economie voor de primaire levensbehoeften, er rijden inderdaad opmerkelijk weinig vrachtwagens van A naar Beter. Maar alles meer dan een appel of een gevlochten mandje komt uit het buitenland. Nepal heft wel torenhoge hoge accijnzen op de buitenlandse producten als auto’s of stereoinstallaties. Ondertussen zie ik hoe mensen hun inkomen met dubbeltjes bij elkaar sprokkelen en op een ander moment een halfjaarsalaris beuren voor het uitlenen van een paard. Ik krijg het koopkrachtplaatje niet in de vingers.

Via het land van de 1001 bochten reden we van Pokhara naar Tansen, hoofdstad van het voormalige koninkrijk Palpa. Tansen heeft, bij helder weer en zeker vanuit het hoogste punt in het bos achter onze homestay, een prachtig uitzicht op de vier Annapurna’s en overige bergreuzen. Het was geen helder weer.
De stad was een echte mensen-stad, geen toerist te bekennen, maar ook hier een aaneenschakeling van winkels voor chips en Fanta, de winkels met sjaaltjes ontbreken. Maar uit deze stad komt ook het Nepalese hoedje, de topi, vandaan. En niet al te ver van Palpa is Boeddha, de kleine Siddharta, geboren, ook een leuk weetje. Dani, onze gastheer deze avond, was bezig om Tansen uit de vergetelheid te ontrukken, dat gaat de leus worden op de vakantiefolders van de toekomst ‘ontrukt uit de vergetelheid’, wat natuurlijk wel/niet zo is, want het was voor de eenwording van Nepal ooit een weldadig koninkrijk (wie weet dat nog?). Dani was al bezig geweest met deltavliegen, maar dat kan in Pokhara veel beter en daar zijn aanvullend hierop straten vol met sjaaltjes. In de buurt van Tansen is het wel fijn fossielen zoeken, maar om op basis daarvan nu een toeristenstroom op gang te brengen…

Vanuit Tansen naar Bardia Nationaal Park. De Big Three zijn daar de Tijger, Rinoceros en de Eenhoornige neushoorn, maar misschien is de Indiase Olifant ook wel lid van de Big Three. De Little Three zijn de Malariamug, een andere irritante mug die zijn larven in je lijf plant, en de bloedzuiger. We reden over een naar Nepalese maatstaven gezien goede highway. Maar wat een avonturen maak je niet mee op de snelweg! Ten eerste grenst de snelweg direct aan het dagelijkse leven: de koeien, buffels, geiten en honden lopen op de snelweg of liggen daar te slapen. Fietsers en loslopende mensen al dan niet getooid in struikgewas, hooi of takkenbos (fietsers en mensen kunnen zich tot kubische proporties opbulken met goederen) zwalken een eind heen of steken plots over. Andere mensen zitten op de snelweg, te mijmeren, te Pokémonnen, uit te rusten of hun geit te hoeden. Het mooie is: dier en mens hebben compleet vertrouwen in de automobilist. En de automobilist houdt in bij voetganger, fiets en dier, verder haalt ie in waar mogelijk, ook in bochten en als er dan een tegenligger verschijnt op de verkeerde weghelft, het voegt zich wel weer. Ook opmerkelijk: als het mobiel van de chauffeur afgaat, dan remt ie, op de weg hé, af tot bijna 0, en gaat dan eens rustig aan de kant bellen. Bij optrekken: eerst in alle rust de weg op en dan heel langzaam autogordel (veilig!) aandoen, spiegel goed zetten en schakelen, net als ik thuis in de straat ook doe (vrouwen schijnen voordat ze wegrijden alles af en in te stellen maar ik heb in Nepal nog geen vrouw zien autorijden). Hé dat is leuk: een mannetje verkoopt paddenstoelen. Chauffeur zet auto stil óp de snelweg, onderhandelt wat en koopt die paddo’s. Rijdt rustig weg. Inmiddels zijn we dan in de buurt van het nationaal natuurpark Bardia. Overal wegcontroles door het leger, blokkades opgeworpen met boomstammen in klei geduwd of concours-hippique-achtige hekjes. De eerste soldaat adviseerde om de paddenstoelen even uit het zicht te leggen, plukken in het nationaal park is zwaar strafbaar. Goeie tip. Sinds de Maoïstische rebellen hier jaren geleden de boel overnamen en te veel neushoorns en tijgers afstroopten, en de rust daarna was weergekeerd, is de controle op stropers, smokkelaars en natuurschenders opgevoerd. Benieuwd of we nog even wild kunnen gaan. We still haven’t found what we’re looking for.

We schrijven het jaar 2074. “Dank je wel” is zó 2017.
Zo langzamerhand, met de wisselende contacten die we hebben, bouwen we wat woordjes Nepalees op. Het woord ‘danyabad’ betekent volgens de boekjes dankjewel, maar bedank je iemand voor een autorit, een dienst, biertje of wisselgeld, dan word je aangekeken alsof ik een oneerbaar voorstel doe. Iemand bedanken is niet zo gepast in Nepal. Dat heeft te maken met de cultuur van geven en krijgen (je kent dit in eigen land wellicht als geven en nemen, daar denken we meer recht te hebben op iets en snel wat en nemen dan). Als je iets geeft, is het logisch dat de ander je iets teruggeeft, of dat je van iemand anders (of uit het universum) wat krijgt. Dank je wel, deze woorden uitspreken is te gemakkelijk, te goedkoop, te plat.

24 hour dahl bath power. Een dienblad vol met rijst, groenten (sperziebonen, bloemkool, aardbei, wortel), pickles (tomaat, ui, maar kan ook vergeten groente zijn als rettich), linzensoep voor door je rijst. Met je rechterhand lekker graaien, goed je eten samenprakken in je knuist en zo in no time het hele dienblad naar binnenwerken. Ondertussen worden alle ingrediënten aangevuld, en even later nog eens. Yubaray, de gids in de bergen, kreeg dit drie maal daags te eten. Wij soms, als we bij mensen thuis eten, dan maken ze dit voor ons, elke kok maakt zijn eigen variant. Dahl bath is het nationale herecht in Nepal, en inderdaad, je loopt er goed op, kunt er een dag mee op een bumpy road rijden, of de dag erna mee de natuur in, kom je mee tijgers kieken?

Wild

In het zuidwesten van Nepal ligt het Nationaal Park Bardia. Niet zo platgewalst als Chitwan, maar de bouw van kleinschalige homestays is booming business hier. In 2016, na aardbeving en Indiase boycots en na burgeroorlog enkele jaren daarvoor, is de toerist weer helemaal terug. Wat valt er te zien: de Bengaalse tijger en de eenhoornige neushoorn (een soort eenhoorn dus) en de rivierdolfijn (die al behoorlijk aan het uitsterven is). Verder wat couranter spul als hertjes (de afdeling kleine zoogdieren is altijd mijn favoriete stekje in Artis Natura Magistra), apen, otters, veel vogels, en de zeldzame luipaard. Op jacht dus!

We draaiden warm door een dagje per (degelijk Indiase) fiets de rafelranden van het park te bezoeken, de agrarische activiteiten (de wisselbouw van rijst in de regentijd met aardappelen, granen, mosterdplant, maïs), het vervoer per buffelkar, het ploegen met ossen. Tussen Bardia en natuurgebieden in India is een Ecologische Verbindingszone aangelegd cq beschermd (onvakkundige ministers als Henk Bleeker die het natuurnetwerk in Nederland rigoureus om zeep hielp heb je hier gelukkig niet, hier is natuur voor (bijna) alles; veel hebben ze naast natuur hier niet). Via deze verbindingszone wordt veel aardappelen vlees en groente gesmokkeld van India naar Nepal (in Nepal verdubbelt de prijs). Met een locale ranger op pad, hij liep voorop in het dicht begroeide woud: al snel kwam hij gillend en lachend terughollen en wees een boom aan: hup, klim in de boom, neushoorns. Ze kunnen nogal gevaarlijk zijn, hun zicht is niet bijster goed en zijn heel vaak niet snel. Ze (moeder met tweejarig jong) waren ontwaakt en scharrelden enige tijd onder onze boom voordat ze vertrokken. Na een paar uur kwamen we ze weer tegen, moeder en zoon wilden de smokkelweg over, vier meter onbegroeid onbeschermd, aan de andere kant weer beschutting van het bos. De stroom smokkelaars en herders met kudde stagneerde ook. Een impasse, wie gaat eerst? Na een uur naturewatching, taaiden we af, lekker eten bij een Tharu-boerenfamilie.

De volgende dag met jeep erop uit in het park, chauffeur, twee koks en Manmohan de gids. Klaar voor het echte werk: een tweedaags safari-avontuur. Tussen mijn benen een doos met een levende kip, voor het diner. De bijrijder had een tree eieren op schoot, anders zouden ze maar breken, want het was weer trilplaat 2.1. Verder veel water, gas, stoelen, stokken om tijgers te verjagen, tent en slaapspullen. Lekker vroeg op pad, maar dat betekent ook af en toe een spinnenweb in je gezicht krijgen (met van die gele, 5-10 cm grote spinnekes). In het natuurgebied zijn verschillende plekken met grote slagingskans voor wildwaarneming. Daar komen natuurlijk ook andere gidsen met hun klanten. Hé, daar zijn de Engelsen die we al twee weken te pas en te onpas tegenkomen. Nu ietwat te onpas want de baard heeft een luidruchtige rokershoest. Rustig in een hoogzit zitten of aan een waterpartij, is er niet meer bij. We houden het bij opbieden tegen elkaar, bij wijze van Britse humor.
We zagen net twee tijgers, ze zijn net achter de bosjes verdwenen’
‘Zo leuk, twee jonkies die aan het spelen waren’
‘Die tijger die we zagen, zat net een antilope te herkauwen’
‘Beetje vreemd, maar die tijger gebruikte net jouw jeep als wc, sorry’
‘We zijn hier wat later, zagen net een tijger die aan het bevallen was’
‘Die tijgers net, joh, die waren toch romantisch aan het paren’.

Hier kon ik niet meer overheen, maar onze programma’s divergeerden toch al. Rond het middaguur zetten wij onze tent voor de nacht op aan de rivier de Tihali. Best breed, maatvoerende afvoer 12.500 m3/s schat ik zo. De rivier komt uit in de Ganges, die kennen we wel, de rivier wordt zelfs heilig zodra hij India binnenkomt.
De tent staat op een stootoever-plateautje, zo’n 10 meter boven de rivierwaterstand. Twee stappen uit de tent en je stort naar beneden, maar zo’n balkonnetje krijg ik niet nog eens.
Aan de overkant was een ontgronding in de zin van de Ontgrondingenwet gaande. Grof grond (grote boulders) werden door drie brouwen en zes mannen vanuit de oever in een vrachtwagen gegooid, waarna de stapel tien meter verderop werd gestort (tussenopslag). Of het een Ruimte voor de Rivierproject’ is betwijfel ik, want binnenkort gaat er sowieso veel minder water door deze rivier. Ondertussen is de sedimentatie tijdens de moesson gigantisch. De regering is bezig met een nieuwe verdeling van rivierwater, middels raadselachtige regelwerken, dammen en tunnels voor energiebehoefte en irrigatieprojecten. Natuurlijk net onder de drempel van de m.e.r-plicht, maar de Universiteit van Wageningen is bezig met een effectenstudie, althans, de nulsituatie wordt vastgelegd. Een bootje legde juist aan bij onze campingsite: studentes zout en peper qua haar Eva en Sophie uit Wageningen kwamen even lunchen en lichtten hun studie toe, hun opdracht was de zaadverspreiding in kaart te brengen vanaf de bron tot grens van de vele (al dan niet samen te voegen dan wel te scheiden) rivieren hier. Na de lunch verdwenen de studentes in hun bootje weer aan de horizon. We hoorden van hen dat de rivierdolfijn geen haalbare kaart meer is voor ons, zijn territorium is al behoorlijk teruggebracht door ‘de ontwikkelingen’, dammen en zo.

Na de natte lunch en wat rust, trokken we er in de middag weer op uit, met de gids een uur lopen vanaf de tent. Een dicht bos, met termietenheuvels en bomen die danig in de war waren. Na een uur kwamen de signalen: krabsporen van een tijger om zijn territorium af te bakenen, tijgerpoep, voetsporen (goed kijken naar overprinting (welke cinema?)) ze zijn verser dan het jeepspoor!), dan een lege slaapplaats van de tijger. Bij de rivier zet de gids twee stoeltjes neer, vanaf hier gaan we goed kijken, hij moet hier in de buurt zijn, hij krijgt vast dorst. We zaten nog niet of tien meter van ons vandaan, pal achter het struikgewas waar we zaten, komt me toch een gebrul los, brrr, dit trilt door je hele lijf. Alsof er een Harley Davidson wordt gestart, naast je hoofdkussen als je nog slaapt. Dit is een waarneming én een emotie, waar ze in het hindoeïsme zo dol op zijn.  Zeven kleuren baggerspecie schieten in het rond, gekrak van takken, gebrul duurt best lang. We volgen het protocol, houden oogcontact (maar we zien helemaal geen tijger) en lopen achteruit en verschansen ons achter een boom. De tijger lag lekker te slapen en werd wreed door ons gewekt. Onze gids maakte melding van deze waarneming (ik vind dat dit een waarneming was). Al snel kwamen er jeeps aanrijden en werd onze idylle verstoord door zwijgzame Italianen. Aan de hand van apen- en hertengeluiden hoorde gids dat de tijger zich aan het verplaatsen was. Leguren en herten werken samen, qua waarschuwing voor rovers, maar ook qua voedsel: de apen zijn zo wild aan het slingeren in de bomen dat er lekker vers voedsel voor de herten naar beneden valt waar de hertjes langzalzeleven zelf niet bij kunnen.
Te voet weer terug naar de tent, de kip was inmiddels geslacht en stond te pruttelen, de jongens waren frietjes aan het snijden. Mjom mjom. Een biertje, gekoeld in de rivier, werd ingeschonken. De idylle was weer compleet: met een biertje in de hand in een sjieke fauteuil mijmerend de zon rozevingerend zien ondergaan in een breed stromend laagland. In de verte een kano die bij wijze van veerpontje naar de overkant vaart, van het ene hutje naar het andere hutje. Nog wat laatste vogelgetjirp, het kabbelen van water, zo rustgevend.
Brommertjesgeluid vult het zwerk: twee brommers, vier mensen, waarvan twee geüniformeerd met blinkende volautomatische geweren. Ze kwamen even praten. Het was het leger dat de orde bewaakt, tegen stropers optreedt (ze neerschiet). Gelukkig komen we uit Nederland, waar Johan Cruijff nog altijd deuren opent. Hoe lang komen we nog weg met het toonaangevende Nederlandse voetbal uit 1974? Het delen van een biertje en een kippenboutje viel ook in goede aarde. Controleren doe je hier met etenstijd. Tot slot was van belang dat de hoofdsoldaat de broer van onze Manmohan kende. Da papieren waren in orde en we mochten zelfs ’s nachts een vuurtje stoken, tegen indringers met scherpe tanden of tegen een olifant die zomaar op onze tent zou kunnen gaan zitten. Plotseling rumoer. Onze kok spot een tijger in de rivierbedding. Wat een groot beest en op fijne gepaste, zeer ruime afstand. Door de schemering al niet meer zo goed te zien of vast te leggen, maar dat het een indrukwekkend dier is, wow! En wat een zelfverzekerde tred. dit was dezelfde tijger die ons net zo aan het schrikken maakte (en wij hem). De soldaten kijken met onze verrekijkers en zijn ook onder de indruk: dit moeten zij bewaken! We bouwen de spanning op: eerst het geluid, nu het silhouet… Al snel waren ook de Italianen op onze campsite aanwezig, waar die nou weer vandaan kwamen (Toscane), maar toen was er al niks meer te zien, en ook niet te bepraten. Want de Italianen bleven zwijgzaam.
In de nacht bleek de tijger zijn territorium geïnspecteerd te hebben, zo’n 100 meter van de tent troffen we zijn voetsporen aan. Het vuurtje en de wakende kok hielden hem op afstand.

De volgende dag teruglopen naar de Bardia homestay, door rivieren waden, door de velden waar het gras meer dan twee kontjes hoog is, dan zie je dus geen reet. Af en toe langdurig staren naar een verstild landschap, wachtend op tijger of rhino. Ondertussen dwarrelen er nietsvermoedend vogeltjes voorbij, die worden afgevinkt in de vogelgids, de Scaly-brested-munia hebben we al driedubbel (ruilen voor een racket-tailed drongo?). We horen via het wildedierenvolgsysteem dat de rhino uit de kast gekomen was, met z’n drieën zelfs, een kwartier nadat we vertrokken waren van de mooiste spotplek (waar we drie uur op wacht zaten). Soms voel ik me Alfred uit Nooit meer slapen.

Geloof af

De laatste dagen van onze reis stuiteren we uit in Bakhtapur. Als je een keer een (Hindoestaanse) tempel wil zien, dan zal je hier niet teleurgesteld worden. En dan zijn er nog veel vernietigd door de aardbeving in 2015. Als je een keer de gevolgen van een aardbeving wil zien, ook dan ben je hier op het juiste adres, brrr. De opbouw gaat voorspoedig, rekening houdend met de 300 vrije dagen, in Nederland gaat ’t al mis in de bouw als Duitsland een feestdag heeft. Met beton worden nieuwe huizen gebouwd want een zeer groot deel van de woningen is onbewoonbaar verklaard. De meeste omvergetrilde steentjes zijn ontdaan van de specie of opnieuw vervaardigd (het zal niet de eerste keer zijn dat de baksteen niet gebakken werd en na een regenbui vrij snel uiteenviel, ze zijn de corruptie nu ver voorbij) en wachten op hernieuwde opeenstapeling, met opmerkelijk weinig specie, wellicht is dat aardbevingsbestendig, conform de (Noord-) Nederlandse norm NPR9998.

We overnachten in guesthouse Peacock (een veelbezochte attractie is een rijk bewerkt houten raam met pauwmotief). Het houten gebouw, van binnen en buiten prachtig besneden, gigazalen, met div gezellige zitjes, als hotelkamer, doet al meer dan 700 jaar dienst als pleisterplaats voor gelovigen / pelgrims. Voor de deur is namelijk (hoe verrassend) een tempel, maar wel eentje waar je meteen de meeste goden (Brahma (hier een ietwat vergeten god), Vishnu en Shiva) tegelijk kan eren. Graag vanaf drie uur ’s nachts lampjes aansteken en eens stevig aan een (of meer) van de bellen trekken of er tegen aan hengsten. Tegenwoordig zijn de scherpe kantjes van het geloof er af en komen de aanbidders pas tegen half zes belletjetrekken. Een hels kabaal! En met tonaal en impuls karakter. Vanaf dat moment komt het plein ook tot leven met bouwvakkers die specie bereiden, met verkopers (eerst nog groente, fruit en de beroemde yoghurt en gebakken deegwaren, maar vanaf 7 uur ook ansichten, ijzerwaren (boeddhabeelden) en houtsnijwerk. Het is de rest van de dag weer een feest van afdingen (alleen voor jou, je vent de eerste, laatste, langste, meest goedgelovige klant, daarom special price), constant een verkoper of ambulant representant van religieuze prullaria of gecertificeerde gids (niet als al die andere beunhazen) achter je reet met tranentrekkende verhalen over zieltogende zaken, ondeskundigheid van zaken (het niet nee mogen verkopen en daarom maar wat roepen). Die opdringerigheid gaat irriteren. Tijd om de rustdag de rustdag te laten zijn: in de balzaal in het kingsize bed een middagdutje doen.

Vanaf een uur of drie strijkt echter een omvangrijk gezelschap neer op de fundamenten van een verwoeste tempel. Harmonium, trommeltjes, belletjes en meerstemmig, atonaal en nauwelijks te hachelen gezang, om de vier woorden komt Hare Krishna ter sprake. Ik zeg: 10 dB extra want muziekstraffactor. Een liedje duurt twee uur. Een ondescript meisje spreekt me aan en voor ik ’t door heb was ik mijn handen in een lepeltje onschuld, steek ik met moeite een lichtje aan en beweeg het lichtje zeven keer langs het portret van moeder Overste met Kind (de maand van Mama is begonnen). Zeven wensen mag ik doen en dat gaat me goed af. Altijd fijn om te formuleren wat ik tekort kom en zo wild en onvervulbaar zijn die wensen heus niet. Toch komen de meeste wensen niet uit. Ik val totaal van mijn geloof. Herrie en valse beloften.

Genderneutraal is het hindoeïsme niet, niet echt een geloof van deze tijd, ze leven nog echt van voor het #metoo-tijdperk maar toch de tijd ver vooruit (verschil met Haarlem: 4:45 uur en 58 jaar verder). De meeste rituelen zijn uitdrukkelijk pro-man met de vrouw als lijdend voorwerp. Bruidsschatten en het kastensysteem zijn nog bon ton maar dreigen obsoleet te raken. Niet álles is hier werelderfgoed. De dochters blijven thuis tot ze gaan trouwen, de zoon blijft sowieso thuiswonen, met zijn te verwerven of te verkrijgen vrouw. Het komt nog regelmatig voor dat de bruid vrij snel na het huwelijk plots sterft door kokende olie, zeker als de bruidsschat te laag was, of de moeder het meisje niet zo mag.
De kasten waren voor mij niet zo zichtbaar: een keer werd ik gechauffeerd door een onaanraakbare (maar wellicht was ie heel verlegen) en de heilige mannen die zich als Elvis Presley verkleden uit zijn Las Vegas-tijd, zelfbenoemde sjamanen, tja daar valt ook geen zinnig woord mee te wisselen, het zijn de veredelde bedelaars met ziektevoordeel. In het kastensysteem is de buitenlander (ik dus) helemaal stront, lucht, een luchtspiegeling. Ik word nog altijd onpasselijk als ik niet gezien word.
Al die symbolen, zoveel goden, verschillende verschijningsvormen er is maar 1 god natuurlijk, vele facetten als van een diamant waar het licht steeds weer opvalt. En elk dier elk voorwerp elke kleur en elk materiaal is god. Rondje lopen rond een tempel, met pigment een stip zetten op elk beeldje elke steen elke tempel, aan elke bel trekken, een stip op je voorhoofd op elk moment voor geluk en voorspoed, een t-shirt met aap of hond (geluk), een beeldje in je auto (beschermt tegen ongelukken, en er zijn weinig ongelukken, dat moet gezegd). Bijgeloof helpt. Ook moet gezegd, de Nepalezen inclusief de honden, zijn stuk voor stuk blije eikels, zo vriendelijk, niet kapot te krijgen. Nog niemand hier ruzie zien maken, het harmoniemodel in optima forma. Ik denk dat de Nepalese vrouw de woorden ‘altijd’, ‘nooit’ en ‘weer’ niet kent of gebruikt, want als je als vrouw deze woorden in een verwijtje inbrengt, nou dan heb je ruzie, zo werkt het bij mij althans.
Het hindoeïsme met al die goden en het bijgeloof dus: ik neuriede
I’m so happy because today i found my friends they are in my head, because i’ve found god.
Het was echter veel ingewikkelder dan ik dacht, veuls te vermoeiend: het hindoeïsme valt af.

De Tibetanen met hun Boeddha spreekt me meer aan (op zich is dit dezelfde Boeddha als bij de Hindoes, maar hij heeft een andere rol in het spel). Niet een echte godsdienst met geloof in iemand buiten jezelf, wel lekker veel bidden, mijmeren, leren, mediteren, nadenken. Hoe dat qua focus mogelijk is in een land met zoveel keffende kuthondjes die je geen schop mag geven is mij een raadsel maar ze flikken het: mooi weer op een belangrijke dag in de bergen? De lama regelde ’t. In Bakhtapur is weinig boeddhisme, het regende en was frisjes. De kinderen lopen door deze regen naar school zoals ze altijd lopen: Ingevlochten staartjes, lipstick, moderne bril, plisérokje, panties, lakschoentjes, hagelwit blouson met stropdas, colbertje, jongens het zelfde recept maar dan met broek met vouw. Nette schooltas. Nivelleert wel. Geen kasten of afkomst verschil. Mag van mij ook zó in Nederland worden ingevoerd, zal je zien: Arie Slob wordt minister van onderwijs en voert dit in (is er al een kabinet?).

Wat meestal gebeurt op zo’n reis in een verlicht land, dicht bij Shrangri-la, Nirvana en het Tiende Gebod, is dat je jezelf vindt en/of verliefd wordt op een veel te jong en lekker tropisch blaadje en zij gek genoeg ook op jou, maar ja, verder dan de Tuin der Dromen ben ik niet gekomen, godbetere op dag 1 van mijn reis.
Dat soort dingetjes verwacht je niet als je, op reis terug naar huis, in de Verenigde Arabische Emiraten een 1001 nacht doorbrengt in een 13 in een dozijn AirPort-hotel met zwembad en verdwaalbed met uitstekende voeten. Tulbanden, als spoken verklede vrouwen (maar in reclame en op tv zijn ze opeens supersexy) en mannen in jurken en theedoeken (Ha, vandaag Halloween!), salafistisch of iets soeniets, ik hou het niet uit elkaar. Het is niet mijn godsdienst denk ik al snel, ook al is hun god de grootste. Mijn boeddhisme t-shirt zal de Arabieren leren: er zijn nog andere godsdiensten hoor. Maar ze doen of ze me niet zien. Deze keer is het minder erg. De moslimgebruiken lijken me ook zo lastig in de bergen, ik loop normaal 2 meter áchter Judith, om mezelf af te remmen in te snel en gretig, andersom zou een ramp worden. Ook de islam is niet erg genderneutraal en bij de tijd. Verschil met Haarlem: 3 uur en 500 jaar terug.

Ik zoek nog even verder, voorlopig heb ik genoeg aan mezelf, daar word ik soms al zo moe van. Ik hou Boeddha in mijn achterhoofd, maar eerst keer ik terug naar de spiegelogie: Willem de Ridders allegaartje van allerlei gedachten, stromingen en wijsheden op aarde.

In het vliegtuig weer nieuwe zuurstof: de verzamelde werken van Jean Michel Jarre staan in de audiotheek van Etihad Airways. Rock’n’Roll is terug, de drugs zijn niet ver weg meer. Eerste actie is inmidels uitgevoerd: afspraak gemaakt met de tandarts.