2010
Kenia
De cultuurschok duurde drie uur. Daarna verbaas ik me nooit meer over de inrichting en gebruik van de openbare ruimte.
Dit jaar eens niet met de tent naar Frankrijk, maar met een vliegtuig en daarna een maand lang met een breed scala aan vervoersmiddelen door Kenia van hotel naar hotel (of tented camp: een paleisje met een rits) getrokken. Kenia, het land van koffie, thee, limonade (Del Monte). Met collega T. en zijn gezin en zus. Dat was behalve gezellig ook heel erg bijzonder omdat Lucy Keniaanse is en we zodoende bij haar familie en vrienden op bezoek kwamen. En die zijn er in het hele land. Heel lieve mensen die op hun boerderij met een koe, een geit en twee kipjes en een grote varixebteit aan planten/struiken/bomen als bananen, koffie, aardappelen, maxefs (soort Farmville in het echie), de eindjes aan elkaar knopen.
Lucy’s stadse en ‘most talkative’ broer liet ons op onze laatste dag Nairobi (pas geleden nog Nairobbery genoemd) zien. Dat was de laatste tijd wat veiliger geworden, dus liepen we de doorsnede van uptown waar de rijke diplomaten wonen naar downtown, tegen de sloppenwijken aan met olie en teer doordrenkte straten die dicht bevolkt werden door automonteurs die motorblokken reviseerden, met keiharde reggaemuziek terwijl daartussen lieden hun maiskolven of aardappels poffen en de was deden. We dronken een Tusker-biertje in het plaatselijke cafeetje. Met broer Benson erbij voelde het niet echt gevaarlijk, ook al keken ze kwijlend naar mijn geldbobbel in mijn broek in relatie tot onze huidskleur. Het is maar net hoe onveilig je jezelf wilt voelen (en welke krant je leest).
Voor de integratie met de bevolking hielp het overigens wel dat Nederland hoge ogen gegooid had bij de WK-voetbal in Zuid-Afrika. Hoewel het mij geen bal interesseert, breekt een gesprekje over dit onderwerp (de scheidsrechter was echt fout, Ruud Gullit doet het ook nog goed, Cruijff is een beetje uit) veel ijs, dat overigens al erg dun is.
Natuurlijk ook veel natuur bezocht: te voet naar Mount Kenya (kleine 5.000 meter) en per aftakelende landrover de wildparken om de grote 5 (leeuw, olifant, neushoorn, buffel en luipaard na 1 dag allemaal al te pakken!), maar vooral om de 127 andere furry en happy animals te zien. Het enige wat we niet gezien hebben was de ruim 5.000 meter hoge Kilimanjaro, een hoge berg die een dramatische achtergrond had moeten vormen tegen de jagende dieren op de voorgrond. Die berg bestaat volgens mij helemaal niet.
Verkeer en vervoer
Een maand lang met een sloophamer tussen je benen en de trillingen planten zich voort tot in al je lichaamsdelen, waarvan je niet eens wist dat je die had. De wegen in Kenia zijn ‘bumpie’: grote gaten, potholes, afspoelingsribbels (net een wasbordje en dan 100 km/h blijven rijden), grote bumps bij dorpjes en als je dan toch stilstaat, koop je dan ook gelijk 5 kg onrijpe tomaten, een konijn of haan of geef je geld omdat die persoon je immers gewaarschuwd heeft (nadat hij ‘s nachts zelf de kuil gegraven heeft…) of komt er een blinde of oogloze met blindengeleidemens op je afgeschuiveld. Na een paar dagen intensief hobbelen is mijn vel losgezongen van mijn vlees van mijn botten. Een maand pijnvol bewegen zitten en liggen, dat na een week strand weer enigszins tot bedaren is geraakt.
‘s Avonds heb je hier nog behoorlijk last van struikrovers. Mannen (ja helaas: het zijn toch altijd weer de mannen die de slechte spelen) hijsen zich in carnavalskleren en doen een politiepatrouille na, dirigeren je auto de bosjes in en even later zit je daar dan in je onderbroek zonder spullen zonder auto. Zo zijn dan de verhalen. Inmiddels heeft de regering Kibakki maatregelen genomen tegen struikrovers: alle struiken langs de weg verwijderen. Met bermbrandjes en allerhande koeien en geiten langs de weg. Een enkele magere koe zit vast aan een touwtje (kan die nét niet oversteken) of wordt beheerd door de boer of boerin. Als je een grote kudde hebt zet je je zoon van vijf aan het hoeden. In het zuiden van Kenia bevinden zich waar je ook kijkt in de uitgestrekte landschappen veel roodgekleurde herders. Rood schrikt de leeuwen af.
Een paar keer hebben we ‘s nachts gereden. Het is streng verboden om blanken na zonsondergang te vervoeren, spannend dus en niet zo leuk ook. We moesten een grote afstand overbruggen. Op een inmiddels verlaten donkere snelweg met een stopsignaal van de politie. We wisten dat we strafbaar waren maar met een slappe smoes (we zijn er bijna) en wat smeergeld en een glimlach reden we nog zeker een uur door. Eigenlijk moesten we voor veel geld een escorte kopen. Een andere keer reden we in een nachtelijke taxi in de regen zonder ruitenwissers. En iedereen rijdt als gekken en snijdt elkaar waarbij het altijd op de millimeter net goed gaat. Eigenlijk kan iedereen hier heel goed rijden. Alleen de regels volgen gebeurt niet. De paar stoplichten in Knia woren massaal genegeerd.
De meeste ongelukken worden verzoorzaakt door de luxe touringcars die plankgas op de inhaalstrook strijden tegen het te krappe rooster of trucks vol met de (hier legale) kauwdrug qat op weg naar vliegveld want de gebruikers in Jemen en Londen willen hun waar wel vers ja. Zwaar gedrogeerd zwabbert de auto laagvliegend over de weg. Iedereen wijkt de net kale berm in of houdt in. Er rijdt een 2e wagen op gepaste afstand achter om ingeval van een ongeluk de lading en vooral niet de chauffeur te redden. Wij rijden zo voorzichtig mogelijk met alles rekening houdend. Dat vragen we ook onze vele chauffeurs die dat tegen geringe bijbetaling nog doen ook. Pole pole (take it easy) is de leus.
Het leukste onderdeel van het verkeer en vervoer in Kenia is ongetwijfeld de mutatu. Dit is een Toyota (bouwvakkers)busje met 14 stoelen maar er kunnen er met gemak 26 personen in voorovergebogen met hun kont buitenboord en de borsten in Judiths nek (en 12 zakken houtskool bungelen er dan buiten op). Voor 20 cent kom je al een heel end. De kaartjesverkoper kruipt tussen de passagiers door terwijl hij steeds zijn hoofd uit een raam steekt om nog meer klanten op te pikken. Op een lijn van A naar B (niet aangegeven is wat A of B is, dat kan de kaartjesverkoper je vertellen als je al een paar km fout bent gereden) stopt het busje overal. De kaartjesverkoper met een waaier van geld tussen zijn vingers communiceert met de nerveus qatkauwende chauffeur (valt ie komende dagen en nachten niet in slaap) met klopsignalen op het dak. Ondertussen schiet de wagen alle kanten op, snijdt wandelaars en concullega’s, rijdt over de berm of creëert een extra rijbaan in het midden. Een paar jaar geleden zijn de koeienvangers van de mutatus bij wet verboden, want voor die tijd werden de concurrerende auto’s echt van de weg af geduwd. Swahili reggaemuziek klinkt snerpend en bassend, pijngrens benaderend, uit piepkleine luidspekertjes. Kortom: je komt voor zeer weinig geld waar je wezen moet.
Mount Kenya
De vakantie begonnen we met wat hoogtetraining in de bergen. Het grootste deel van het land ligt al op zo’n 1500 meter, maar de centrale riftvorming is indertijd gepaard gegaan met flinke vulkaanvorming en de Mount Kenia is rond de 5.000 meter hoog. Daar moeten we op. Eerst een paar dagen oefenen in de gebergteketen de Aberdares. Schots kalige toppen met begroeide flanken. Vanuit een berghotel De Ark was riant uitzicht op een drinkpoel en open ruimte waar olifanten (Big Five no 1) zout en andere mineralen opdoen. Met hen vele buffels (Big Five no 2 ), diverse gazellen en een clubje hyena’s die urenlang een kat- en muisspel speelden met een zieltogend kalfje.
We wilden de Mount Kenia van noordwest naar zuidoost doorkruisen, de evenaar overlopen en de verschillende klimaatzones beleven. De westelijke hellingen van Mount Kenia waren vorig jaar voor de helft afgefikt. Een (onbewezen) foutje van de bijenslingeraars. Veel gras dus en houtskool. De beroemde reuzenlobelia’s vanaf de 3600 meter hoogte waren daardoor niet meer zo reuze, maar nog steeds indrukwekkend.
Gids Zacharias, de kok en drie dragers, gemiddelde leeftijd 18 jaar, zorgden echt fantastisch voor ons, heel lief, hoe ze ons steeds weer verrasten met een ontbijt, lunch of diner of een lekkernij tussendoor, op de vreemdste plaatsen op de berg, gedekt op een rood Massai kleedje. Vijf dagen lang verse groente en fruit, en elke ochtend een gebakken ei. Rugzakken vol met lekkernijen zeulden ze ophoog. Zo liepen we hoger en hoger, en kregen alledrie last van hoogteziekteverschijnselen. Goed slapen en drinken hielpen ons er overheen, uit misselijkheid moesten we de driegangen diners soms laten staan. Slapen in de vrieskou ging eigenlijk best goed, mits ingepakt met allerhande dons en syntetisch hittebrengend textiel.
De hoogste regionen van de berg waren besneeuwd toen we de pas overmoesten. Een uiterst lange afdaling in de mist, gewoon doorstampen, het landschap moet prachtig geweest zijn, bracht ons naar een hutje, waar onze kok de open haard had aangezet, een warme lekkere snack had bereid en ook water had verwarmd voor de eerste douche sinds lang.
Safari
Tja, als je dan toch in Afrika bent, zijn een safari en bijbehorende gamedrives een must. Een groot gedeelte van onze reis waren we hier mee bezig. Per landrover, fietsend, wandelend en duikend de dieren achterna. In de natuur geldt: wachten tot er iets gebeurt. Een goede oefening in geduld. Toch kreeg ik nog onverwachts met een harde beuk een giraffenhoofd tegen mij aan: hij was ergens boos om, misschien wel omdat ik hem niet zag staan.
Onze landrover haalde overigens maar net de eindstreep: een paar kilometer voor de eindstreep zakte de vering door, de motorklep kon niet meer dicht (leve de sjorriem) en raakte een stoel geheel los van de rest van de wagen (ik zat op gegeven moment gewoon op de grond).
De economie
De economie is hier kleinschalig, de microkredietjes van Maxima zouden het hier goed doen. Eigenlijk heeft iedereen hier zijn eigen winkeltje of bedrijvigheid. Er wordt eens een banaan verkocht of een flesje cola of een belkaart. Met kleine bedragen wordt zo het hoofd boven water gehouden. Rijk is er niemand, wel zijn veel mensen rijk in het hart. En uiteindelijk is alles wel te koop. Kom daar hier eens om: om 10 uur ‘s avonds in een gebied vergelijkbaar met de Kennemerduinen in een winkeltje een zaklamp met batterijen te kopen.
De moderne marktwerking in Kenia uit zich in het als paddo’s uit de grond stampen van de volgende drie kassa’s: Kerken (richt je eigen kerk op en beloof dat alle zonden vergeven worden), scholen (pimp je kleuterschool op tot universiteit) en ziekenhuizen (we bezochten een heel erg corrupte, waar genezen nog niet als corebusiness was erkend, maar waar de chirurg wel erg goed een maaltijd kon uitserveren).
Steden zijn erg gildenwijkachtig ingedeeld. Zo is er in Mombasa een wijk waar de straten volstaan met Singer naaimachines. Een nieuw pak: zoek deze wijk op. Die wijk vervolgens daadwerkelijk vinden is overigens onmogelijk in de nauwe stegenstuctuur van deze stad, maar gelukkig komt er dan uit de menigte een reddende engel die je de rest van de dag meeneemt en al je boodschappen voor je draagt. Hij weet de valsgeld-adresjes, de beste kruiderijen en de duurste klerenwinkels (maar wel familie). En passant laat ie je ook de cultuur, de architectuur en de lekkerste eethuisjes van de stad zien. Iedereen helpt zo elkaar en iedereen wordt er beter van.
Verder wordt er in het land goed aan de (snel)weg getimmerd en wordt duurzame energie ontgonnen: in de vorm van thermische bodemenergie (geisers in de Riftvalley: goed voor 7.000 Megawatt). Deze twee activiteiten worden helaas volledig voor en door Chinezen uitgevoerd en Kenia verdient en leert er niets van. Een voorbeeld van iets minder goed helpen.
Hoewel het tegenwoordig bij wet verboden is om toeristen lastig te vallen, loop je buiten de hekken van een hotel en sowieso op straat de ambulant representanten tegen het lijf. Zij prijzen hartvochtig hun waren aan alsof hun leven er vanaf hangt. Goedkoper dan de Aldi, proberen ze je te overtuigen. Langs het strand zijn het captain Eric en Bingo die tripjes aanbieden en Doctor Injection voor een lijntje coke. Er worden houtsnijwerk en schilderijtjes aangeboden (die ze zelf tot diep in de nacht hebben geschilderd, ze zijn vaak indentiek, maar dat komt omdat ze op de zelfde school zaten), een uurtje windsurfen (maar omdat Abel het zo leuk vindt wordt dit veel en veel langer), een kamelenritje over het strand, catamaranzeilen op een zinkbare Piet Hein Eekachtige houtje-touwtje-boot (Kenyan Hight Tech Technology). Verder een groot aantal blinden die je van grote afstand herkennen of polio-eenbenigen die trainen voor de paralympics. Je probeert je geld en goederen/kleren zo goed mogelijk te spreiden.
In een dorpje Namanga zijn het Masai vrouwen die op het akelige af je vastklampen en hun armbanden en kettingen opdringen. Ze zitten zo aan je vast en zijn zo talrijk en zijn zo opdringerig dat je ze makkelijk tegen een verkeersbord kan laten oplopen of in een ravijn laat storten. Je moet ze echt van je afslaan en dat doen we dan ook, al dan niet verbaal. Snappen ze niet dat dat klampen averechts werkt? Echt wanhopig en kansloos op zoek naar inkomsten, want vaak zijn we de enige toeristen in dagen, zo lijkt het, zo zeggen ze het. Ze spelen goed op je gevoel, zeker. En je wilt die gloeiende plaat ook zeker wat natspetteren, zoals ze zelf zeggen: van die paar Euro wordt jij niet armer, maar ik kan er wel van eten. Wie geef je wel, en wie niet. Geef je ze geld waar ze bier of lijm van kopen of geef je ze een brood of een oven. En geef je ze een vuurtje of leer je ze vuur maken? Dilemma’s van de moderne toerist uit net zo’n Apenland met Wildersen en Rutjes die ontwikkelingshulp maar linkse hobby’s vinden.
De draad weer op
Alles overziend ben ik positief over de ontwikkeling van het land. De mensen die ik sprak zijn positief over de toekomst en dat is alvast wat. 67 % heeft tijdens het referendum van 5 augustus gestemd voor een nieuwe grondwet en, anders dan een paar jaar geleden tijdens de presidentsverkiezingen waar uit etnische overwegingen duizenden doden vielen, verliep deze verkiezing geweldloos. Alleen de kerkleiders (kennelijk niet hun volgelingen), een grote groep vluchtelingen (nog over van de vorige verkiezingen) en anti-abortus-fans die zich royaal lieten steunen door een Amerikaanse republikeinse senator waren faliekant tegen (elk één aspectje, maar daarom maar tegen het geheel, denk aan onze Europese Grondwet). Volgend jaar een nieuwe president, hopelijk zet hij de opbouw van het land voort, want uit de geschiedenis blijkt dat een president (denk aan de vorige, Moi) in een paar jaar tijd weer alles kan terugdraaien, zelfs de wegen kan laten veranderen weer in landweggetjes.
Laat ik niet te laatdunkend zijn, want in Nederland gaat het driemanschap Rutje, Rat Maxime en het Vod uit Venlo Nederland ook geen dienst bewijzen. Wat zouden hun kiezers voor ogen hebben gehad toen ze op 1 van die drie het vakje roodkleurden? Welk wenkend perspectief haden ze? Zijn we alweer wakker?
Wij zijn in deze intensieve vakantie weinig uitgerust, maar wel weer wakker. Het werk roept weer, we pakken de draad weer op. Het hoogpolige gras is inmidels gemaaid. Ik stort me op de kolencentrales in de Eemsmond en de invloed daarvan op de Waddenzee, het bebouwen van een van de diepste polders in Nederland (woonwijk Pakistan in Gouda) en op het dumpen van afval heel diep in de grond. Er lag weer veel werk op me te wachten. Judith stort zich op de beheerplannen in het Noord-Hollandse. Pole pole wordt haar parool. Abel is begonnen met zijn opleiding bos- en natuurbeheer. Planten- en bomenpracticum gehad, lesgehad van Braungart van CradletoCradle, binnenkort een excursie door de landschappen van Nederland. Leuk hoor.