Noorwegen (augustus)
Het is even rijden over ‘s Gods heren wegen maar dan heb je ook wat. Een maandje naar Noorwegen. Ruige lege landschappen. Elke dag een zonnetje en een regenbui, net als in het echte leven, het werk, de politiek, de economie, een relatie. Je kan voor de regenbui weglopen of accepteren, we hebben de dagen geplukt. Een impressie.
Lui ijs
Denkend aan Noorwegen zie ik gletsjers traag door oneindig hoogland gaan. 10.000 jaar geleden, wat vliegt toch de tijd, waren ze nog in Nederland, nu trekt de grootste gletsjer van Europa, de Jostedalsbreen, zich terug in zijn schulp, en ik heb er net op tijd in rondgedard: met crampons, touw en ijsbijl, met een Nepalese gids. Eenmaal bevrijdt van het ijs buigt het in de aardmantel geduwde landschap terug, vissersdorpjes liggen op het droge te spartelen, de dalen vullen zich met stijgend zeewater en worden fjorden genoemd, naar de paarden die daar rondliepen. En traag dat het allemaal gaat…
Een aantal jaren geleden hield Margreet de Boer, ik vind slissende vrouwen wel leuk, een toespraak over onthaasting. Ze werd weggehoond, en het jachtige leven werd hervat, snelsnel, drukdruk, I want the world and I want it now! 130, nee 140 km per uur! We gunnen ons geen tijd meer voor reflectie en antwoorden al voordat de vraag gesteld wordt.
In Noorwegen, ver buiten de zieltogende EU, weten ze wel raad met dat overhaaste gedoe, ook al word je als politica door het Vod uit Venlo zó een hippie genoemd. Het is er in Noorwegen zo leeg en vol natuur dat je je niet druk kán maken over niets, er ís gewoon niets. En je sukkelt over de weg, er is er steeds maar één, verdwalen lukt niet, harder mag en kan niet, en kijkt vol bewondering naar de pré-alpine stenen, in het moe maar volledig tot rust gekomen landschap, nog wat nageschuurd door ijs. Rendier en lemming zien mij wel maar ik hen niet. Zo blijft er wat te raden over. Je zwerft wat door het land en overal is plaats in de herberg, terwijl we niet eens een jaar geleden gereserveerd hebben.
Een land om je zonden te overdenken en waar je van je slechte gewoontes cq geneugtes af denkt te komen. Drank kan uitsluitend in gecontroleerde staatswinkels gekocht worden, een slobberwijntje heeft dan de prijs van een chique wijn in een Michelinsterrenrestaurant in Nederland. Van de medegebrachte voorraad wijn (die thuis in een week wordt weggeslagen, nu in 4 weken, het kan dus wel), wordt slok voor slok genoten. Groenten en fruit worden per halve komkommer/ bloemkool verkocht, voor een pondje kersen tel je 20 Euro (meer dan 40 gulden) neer): levertraan staat aantrekkelijk uitgestald ter compensatie). Onze auto wordt met camera’s gevolgd en de dure tol bij wegen (“pas op: Bom”, staat er dan) en verkeersovertredingen worden automatisch van de creditcard afgeschreven (kan dus wel). Voor een Euroverdiender lijkt het een duur land, de Noren zelf deert het niet, ze verdienen hier zoveel aan vissen en oliedelven. De hoge kosten voor levensonderhoud en de landspecifieke munt, de NOK, maakt dat het voelt dat je écht even weg bent uit EigenLand en als het zo duur s, moet je extra genieten, denkt de calvinistische Hollander.
Calvijn is hier in Noorwegen niet geweest, Luther wel. Daarvoor hadden de Vikings, toen ze nog brave en goede handelaren waren, de Christengod naar hun land gehaald, er kon er nog wel eentje bij. Je hebt hier van die StAB-kerkjes, zwaar in de teer gezette eenvoudige tot complexe houten bouwsels waar vanaf de 11e eeuw, wat vliegt toch de tijd, de enige overgebleven god vereerd en aanbeden werd, privé-kerken, familiebezit, nu Unesco werelderfgoed, net als een paar van de fjorden en een mijnbouwlandschap. Van mij mogen ze de traagheid, het grote niets, de onthaasting, ook als cultureel erfgoed verankeren.
Norwegian wood
Noors Hout, het liedje hè, hoewel het boek (en film) van Haruki Murakami beter aansluit bij de zwaar op de handigheid van de Noren dan het schrootjesplafond waarJohn Lennon over zingt.
Eeuwig zingen de bossen, is het de wind die door de toppen kroelt, is het het schuren van bomen tegen elkander, het rijpen der dennenappels of gewoon verborgen industrielawaai? Het vermeende bossige gezang, het geweeklaag of zelfs het geluid van mandolinen wordt echter ruimschoots overschreeuwd door bulderende watervallen, al zijn het er gelukkig minder (zowel bomen als cascades) dan waarvoor ik vantevoren gewaarschuwd was.
Al vrij laag gaan de grove dennen (en niet de hier afwezige spar, dat is zó Zweden), over in berken en schattig kleine dwergberkjes. Op zo’n manier zie ik over de bomen het bos gelukkig nog. De nog kalere zone hierboven is rijkelijk bedekt met ontelbare soorten korstmos, vooral het pastelgroenschimmelige rendiermos is vervreemdend. En dan zitten we nog niet eens op 1000 meter. Op deze hoogte ligt ook al sneeuw.
(this bird has flown)
In Noorwegen zijn en dan geen rendier zien, da’s toch wat zielig. Maar wel overal zo’n waarschuwingsbord langs de weg. Dit gemis werd ruimschoots goedgemaakt door zicht op elanden vanuit de camping in Dovre Fjels en een oog in oog contact met een muskusos, oeroude wezens weliswaar ingevoerd uit Groenland, maar wel al tijdens de IJstijden in dit soort oorden rondlopend. Eén van de vergeten dieren/groenten net als pastinaak en Brave Hendrik, olijk met die gekrulde hoorntjes. Gelukkig zijn ze net iets banger voor ons dan wij voor hem (net moslims), het dier ging er op een holletje vandoor, dwars door woeste rivier en dicht struweel. Eenmaal veilig keek ie stuk relaxer uit zijn ogen, en wij ook.
Rendier, en ook eland en muskusos, deden het trouwens ook erg goed op ons bord. Een kruising tussen niet eerder gegeten wild en de vertrouwde kiloknaller in. Een fijne gekookte aardappel erbij, helemaal goed.
Noorwegen staat ook garant voor wat nieuwe fraaie vliegende diersoorten, maar de vogels bleken gevlogen, alleen de papagaai- en parelduikers lieten zich zien. Een bezoek aan het ‘vogeleiland’ Runde aan de Atlantiscjhe Oceaan gaf ook een Schiermonikooggevoel. Mooi die eilanden.
In het algemeen viel het overigens wel op dat de natuur waar iedereen het hier altijd over heeft, zo leeg is met dieren. Een enkel graspiepertje, laagvliegende zwaluwen, een paar muggen die op ons zweet afkomen, maar dan houdt ‘t wel ongeveer op. Maar de gevreesde knutjes, waar zijn ze, ik wil nooit meer slapen.
50 jaar Stones
Een kleine stap van de Beatles naar de Stones, die net als ik dit jaar 50 jaar bestaan. Net als zij pieker ik me suf of ik het wel wil vieren of dat ik niet gewoon op tournee ga.
De geologische stenen zijn binnen een bandbreedte van graniet en schist niet heel gevarieerd, bovendien zijn de meeste hellingen bedekt met ijs, korstmos of bos.
Omdat we in de eerste dagen zo onwetend langs en door het ándere mijnbouwstadje Kongsberg jakkerden, realiseerde ik me te laat dat ik Noorwegen ondergronds wilden zien, niet dat door IJstijden gepolijste deel, maar de rauwe geologie. Dat kan, en wel in Røros, waar de koning van Denemarken sinds 1700 een mijnbouwmaatschappij toestemming heeft gegeven om koper te winnen binnen een gebied waar naast de erts, ook het hout (om te winnen en te smelten), het water (voor de bewegingen) en de mensen (voor het geploeter) bij de deal waren inbegrepen. Lekker een oude mijn in dus, tijdens mijn veldwerken in Spanje holden we ook elk donker hol in een berg in, spinnen of niet. In Noorwegen was alles netjes opgepoetst en de mijn was weer leeggepompt met een moderne grondwateronttrekking (geen paarden meer zoals vroeger). Op de afvalbergen en in de mijn wordt lokatietheater opgevoerd, daar zouden ze in Nederland vast geen subsidie meer voor krijgen, daar liggen andere prioriteiten.
Vochtige streken
Helemaal droog hebben we ‘t niet gehouden. Volgens de Noren de slechtste zomer sinds geheugenis. Het was dit jaar overigens nog lang blijven sneeuwen, in juli viel er, boven de 1000 meter, nog 15 cm bij! Gelukkig word ik altijd blij van sneeuw.
We zouden ons dit jaar beperken tot één standplaats in het zuiden, maar omdat iedereen hier na één dag verder trekt, kregen wij het ook steeds op onze heupen. Meer dan 300 km per dag viel er niet af te leggen, zo onthaastend werkt het landschap hier.
De Hardangervidda is een prachtig toendragebied, lekker sponzige wandelingen maken naar gletsjers en vandaar weer met een paar haarspelden afdalen naar zeeniveau: de fjorden dringen honderden kilometers het land in.
De centraal gelegen plaats Geilo was natuurlijk de uitgelezen plaats om driedelig tintelend Grijs tot mij te nemen als substituut voor de Noors literatuur of films waarin ook 1800 bladzijden niets gebeurt.
De Jostendalbreen is bekend als grootste gletsjer van Europa. Een massieve ijskorst die aan de zijkanten vanuit de hangende dalen uitbulkt met blauwe schollen die op het punt staan met oorverdovend gedreun om te vallen. Indrukwekkend dat natuurgeweld. Vanaf Sognedal en vanaf Stryn was het gebied goed ontsloten. Spelen met verschillende kampeermodaliteiten werkte ook prima, zo lieten we de CombiCamp vouwwagen staan en trokken met kleiner tentje naar de kust bij Alesund en Runde. En overal zijn hutten die je voor een zachte prijs kan beslapen. De campings zijn trouwens ook uitgerust met ruimtes waar je kan koken en eten (met ovens en afwasmachines, die hebben we zelfs thuis niet), je hoeft dus eigenlijk geen gas en tafels/stoelen mee te nemen. De Noorse gezelligheid speelt zich sowieso af in de huiselijkheid en niet in cafés, dus de gezamenlijke keukens bootsen dit goed na.
Dobre Fjell met de hoge top Snøhetta is the place to be voor de muskusossen, die zich dan ook na drie uur wandelen onzerzijds lieten zien. Verder nogal somber gebied, maar wellicht dat de regen hier ook een rol in speelde. De Noren huren altijd de beste architecten in voor een touristisch uitzichtpunt, brug of toiletgebouw. Het mooiste
overdekte uitzichtspunt (met het lelijkste panorama: een omgewoelde landingsbaan) staat hier.
Het landschap rond Røros, vlak bij de Zweedse grens, was nog het meest verrassend, deels de oneindige dennenbossen met grote meren, deels een wat Lapland-achtige uitgestrekte toendra en deels berggebieden zoals het nationaal park Forollhogna. Lekker wandelen en een top beklimmen is hier een stuk relaxter dan in de Alpen.
De fjorden die ver het land in steken, de ondergelopen gletsjerdalen zijn mooi, maar de vele eilandjes voor de kust met mooie luchten, vreemde vogels, zeeotters en walvissen (niet dat die zch lieten zien, maar dat doen ze de volgende keer) deed ons hart het snelst kloppen, we blijven zee- en strandmensen.
Het landschap tussen Otta en Lillehammer ten noorden van Oslo was het saaist. De inspiratiebron voor Grieg’s Peer Gynt suite, de volksheld uit het toneelstuk van Henrik Ibsen over de al dan niet opzettelijke verwarring van leugen en waarheid. Watervallen reflecteren in de thema’s, maar ach, waarom duren die klassieke stukken nou zo lang? Norwegian Wood duurt precies 2 minuten, daarin kan je ook het verhaal wel vertellen. De Noren hebben veel woorden om hun punt te maken, dat heb ik wel ervaren, vooral dat reflecteert goed in het muziekstuk.
Eigen huis
In Noorwegen zijn evenveel huizen als mensen. Elke familie heeft nog een tweede huisje of hutje ergens langs een fjord, meertje of in de natuur. Ook te huur.
Vier dagen deden we over de terugweg naar ons huis in Nederland, vier dagen regen in nogal eentonig gebied. Verhalen voorlezen maar. Halverwege nog een mooie tussenstop in Kopenhagen, logerend bij Bart en Eva. Een intensieve stoomcursus Deense historie, architectuur en cultuur binnen 24 uur.
Het werk roept weer, niet zo heel hard overigens. Ik hoop maar dat er wat te doen is. Er mag wel weer wat controversieels gebouwd of ontwikkeld worden: is die
kunstmatige berg er al, de Noren spraken er al over. En de
iglowoningen in Leeuwarden? Of een leuk
Olympisch dorp op de Veluwe, je kan er niet snel genoeg mee beginnen. Eerst maar eens verkiezingen, kijken of Nederland daarna überhaupt nog bestaat, voor Abel de eerste keer stemmen.
Abel werkt deze weken bij de gemeente Bloemendaal en begint daarna met zijn derde jaar Bos- en natuurbeheer, een lange stage bij de Stelling van Amsterdam. Snel zijn rijbewijs halen.
Judith gaat door met het ecologisch inrichten van de oevers langs de provinciale vaarwegen in Noord-Holland.
Enne, deze week gezinsuitbreiding: er komen twee katten in huis! Arme vogels en muisjes in de tuin, die een paar rustige jaren hadden. our house is a very very fine house, with two cats in the yard. De katten gaan ons bij de les houden om niet te vervallen in gehaast, gemopper, vliegen afvangen en mooie dingen lelijk praten. Het blijft een mooie zomer.
Napels (mei)
Vedi Napoli et poi muori. Check, ik heb Napels gezien, een nijver stadje onder de rook van de Vesuvius. Ik ben er klaar voor. De hel lijkt me wel wat, lekker warm.
Geologische stenen
Een week lang a room with a view, een uitzicht over de poorten van de hel, volgens oude bronnen. Rare jongens die Romeinen, maar hierin konden ze zich onmogelijk vergissen. de tekenen wijzen erop: De zwaveldampen stijgen op, de grond is lekker warm, jawel er is een camping met vloerverwarming, de CO2 verstikt de overvliegende vogels en de Club van Rome weet van niks, de moddervulkaantjes pruttelen gezellig, meer specifiek, de tunnel van de verschrompelde Sybille, die onstervelijkheid kreeg maar eeuwige jeugd had moeten vragen, leidt rechtstreek naar de onderwereld. Ik zou zo, als Orpheus deed met Eurydice, de verschimde geliefden kunnen ophalen, maar iets houdt me tegen. Zoals Odyseus zich liet vastbinden aan de mast van zijn schip om de lokroepen van de Sirenen te weerstaan.
Uitgerekend hier ben ik een week, waar een der Sirenen uit frustratie een stad heeft gesticht, Pozuoli, waar Sophia Loren woont. In meer opzichten een spannende stad, de bodem stijgt en daalt, geleidelijk dat wel, door de magmahaard onder mijn voeten. En juist hier mooie voorbeelden van ondergronds bouwen, een metro, een ondergrondse militaire mega-benzineopslag, oude griekse en romeinse tempels onder de huidige leeflaag. Bijzonder ook is het “Negatief van Napels”, elke steen bovengronds komt uit de ondergrond van dezelfde kavel, dus onder de stad zijn drinkwaterreservoirs, steengroeven, kerkhoven, voorraadkelders, beerputten, riolen, kerken en schuilplaatsen voor misdadigers, de Comorro-miljonairs houden zich daar verborgen. En in de vulkaankrater achter ons huis, just like Goldfinger of Thunderbirds, een Amerikaanse legerbasis.
Archeologische stenen
Oude rommel her en der, al 2000 jaar bezig met instorten en zieltogen en nog wat bommen in de oorlog erachteraan en als ik die boel wil zien moet het net worden gerestaureerd. Pompei. Verdomd brede straten, prettig ruime pleinen, grote patser-huizen met maar weinig meubels en zonder dak, dat werd hen natuurlijk noodlottig toe de as begon te regenen. Als skyline die immense vulkaan als eeuwige dreiging. Een oase van rust temidden van de hectiek van Napels en agglomeraties.
Biologische stenen
Leuker is het om de grenzen van een vakantiebestemming op te zoeken, dat had Columbus al goed begrepen. Zo belandden wij als eerste touristen van dit jaar in het minst bezochte natuurgebied van Italië, de Monte Matese, en het meest afgelegen natuurgebied van Italië, de Monte Cilento. In beide gebergen waren de witte getuigen van de winter nog aanwezig. Wandelpaden bestaan, maar vooralsnog is dan onduidelijk waarheen de weg leidt. Onze zoektocht naar het verdwijngat in de Engelenvallei, leverde na uren zwetend lopen niets op, in zichzelf verdwenen net als de slang die zijn staart opvreet. Grote beloften: de Italianen maken graag een groots verhaal van iets kleins.