Sicilië (september)

Zuid

Je zal toch maar aanspoelen op het zuidstrand van Sicilië. De akkers lopen door tot aan de vloedlijn, hard graan, kogelronde aubergines, kaktusvruchten, yucca’s voor een zacht huidje, citroenen en knollen. Een ja-knikker haalt de olie naar boven, nu de -natuurlijke- aardbevingen de lagen nog niet hebben aangetast. Afrika komt met de snelheid van je haar- of nagelgroei dichterbij. De arabieren hebben al kwartier gemaakt: prachtige paleizen voor hun kalief, later dankbaar omgevormd tot kerk, kapel of klooster, de arabieren mochten mozaïeken en houtsnijwerk aanbrengen. Wat een cultuur!, moet de gestrande zwemmer denken, Griekse tempels, Romeinse villa’s van rijke lieden die hun genotzucht nu delen met hen die het willen zien, lekker vieze plaatjes in mozaïek gegoten. En fosfor in overvloed.

Even twee weken weg. Een slap aftreksel van een vakantie, want we wilden eigenlijk naar Nepal, een grote tocht maken. Door de aardbeving besloten we niet te gaan. Ook een reis naar Ecuador, de tweede keus, werd geannuleerd. Door omstandigheden. Dan maar een lastminute naar Sicilië. Iedereen wenste me sterkte (vanwege de te verwachten vluchtelingenstroom). Het was goed van eten en drinken en de mensen waren erg aardig.

Noord

Het Madonia- gebergte rijst op vanuit zee, een witte niet al te steile heuvel. Toch is ie nog best lastig te bedwingen. De zone onder de toppen bestaan uit een dicht woud met (steen)eiken, hulst, beuken en spaanse aken. Al snel is er geen pad meer en baan je je een weg omhoog. Onzeker, je weet niet echt of het de goede flank/dal is, of je de weg nog ooit terugvindt. Wilde zwijnen en herten zoeken een heenweg, duiven en grote roofvogels verlaten hun boom. De beloning is groot als je op open plekken uitkomt en het landschap zich uitstrekt. Je staat heel ergens anders dan waar je heen wou, maar het is nu overzichtelijk!
                                                                       .

Castelbuono

Castelbueno, een dorp net geen stad. Elk zaakje heeft nog net zijn eigen doelgroep en weet zijn bezoekers vast te houden, de natte droom van menig winkelhartontwerper in Nederland. Een middagje alleen er op uit.
Het wolwinkeltje blijft mijn favoriet: verkoopt diverse kleuren aan oudere dames maar is een verzamelplek voor de leuke jongeren, komt door de lieve Paquita die op de winkel past. De drankjes staan binnen handbereik en in de tuin wordt een lekker jointje gedeeld.

En om de 100 meter een sigarettenwinkel, Joanita lijkt wat inert en flegmatiek, maar stille wateren diepe gronden. Toeristen komen af en toe een ansichtkaartje kopen, ongeïnteresseerd wordt afgerekend. De deur naar de buitenwereld blijft stijf dicht.

Het Piazza Margherita wordt gevuld met een gezoneerd café: in het hart zit het kreeftkleurige toeristenstel, fysiek weer bijgetankt maar elkaar niets meer te zeggen. Het financiële hart van het terras. Daaromheen de schoolgaande bakvisjes met beugel, al smartphonend de nieuwste roddels over Fabricio en de ene espresso delend. 1 kus is genoeg om aan te schuiven. De buitencirkel bestaat uit mannetjes. Bij ons doen die de elektra en het dak, hier mogen ze al vanaf 50 zittend verder leven, verhalen vertellen.
De jongens voetballen voor de kerk, lekker stoeien onder elkaar. De mooiste jongen heeft zich afgescheiden, hij is versmolten met een prachtige minnares, op een bankje voor de kerk. Como caracoles.

Kom vooral niet op het terras van de Cin Cin Bar, sjagrijnige Tonio draait je een poot uit: de wijn is duurder en minder en minder lekker. Hij praat geen Italiaans terug maar Engels, brrrr. Andere Nederlanders vonden het hier tof! Leuke dame met overbodige man.

De kapperzaak, het zijn toch de mannen die hier verpozen en lekker lang, wachten op hun beurt, ook al duurt het een uur. En de vrouwen zijn juist zo fijn gekapt! Maar waar?

De zaak Frutissima is gesloten, ik had me er veel van voorgesteld.

De groenteboer is een familiebedrijfje. Tussen de middag (tot na vijven) gesloten, de kistjes met wat zeil afgeschermd. De groenten, citroenen en wat basilicum, die ik nodig had kreeg ik als cadeautje mee, met een lieve lach van de dochter.

De oude Octavio wil graag vrij doorgang op de drukke hoofdstraat. Hij steekt zijn hand op en loopt door. De allercharmanste deerntjes op hun scootertje giechelen er om. Ieder gunt elkaar zijn deel in het verkeer. Regels worden vooral niet nageleefd en dat doet goed.

De losse mensen, op hun balkonnetje of op straat, kijken me meewarig aan. Ik hoor er niet bij. Een lul met zak citroenen, tomaat en basilicum. Toerist, geen contact. Ik ben geen 18 meer dus.
Toch is het mijn stad, hier werd de eerste hardloopwedstrijd van Europa over de weg gehouden!

Eolische eilanden

Een werkende vulkaan, wat wil een geoloog nog meer? En een supersjiek romantisch hotel, wat wil een man nog meer? Het was nogal een klus om er terecht te komen, de kapiteins vonden de zee te ruig. Aeolus, god van de wind, boezemt sinds Homerische tijden nog altijd angst in. En na 6 uur varen eenmaal op Stromboli, vroeg de hotelbaas: “wat komen jullie doen.” Het hotel zat proppievol met Duitse belegen vrouwen die door de ruige zee het eiland al dagen niet afkonden. We werden ondergebracht in een b-hotel. Daar ging het romantische deel van de vakantie.
In navolging van Ingrid Bergman die de vulkaan opklom om zichzelf gehuld in giftige dampen opnieuw uit te vinden, nadat ze in haar rol met een vissersman maar in het het echie bezweken en bezwangerd was van de charmes van Passolini, klommen ook wij de vulkaan op. 900 meter in straf tempo omhoog, in gansenpas, zodat we net tijdens zonsondergang in de keel van de vulkaan konden staren, wachtend op spugend vuur. Dampen met scherpe obsidiaanscherven sloegen in ons gezicht. Na een half uur (oja, sorry) werden mondkapjes uitgedeeld. De grote vuurzee kwam niet, maar wel gedonder en andere imposante geluiden.
Met de benen tot de knieen in een puinlaag daalden we in het duister af naar zeeniveau. De zee was kalm, de vulkaan was kalm, het dorp was kalm.
                                               .

Etna

Ik was wel eens op de top geweest, in maart 1988, maar meer dan mist en sneeuw heb ik toen niet gezien. Van de sneeuw was nog maar weinig over, de mist was hardnekkiger. Blijft imposant om door zulk recente landschappen te lopen, een paar jaar oude bergtoppen, dalen die 10 jaar geleden zijn opgevuld met een lavastroom, de berkjes en grassen komen juist weer op. Tip: bezoek ook eens de noordflank van de Etna, en nog iets noord(oost)elijker, vlak bij Taormina, Gole dell’Alcantara: basaltzuiltjes als reuzenspagetti.Heerlijk gegeten in een restaurantje in the middel of nowhere. Gewoon laten verrassen en voor we het wisten stond de hele tafel vol met een voorgerecht met vis en zeevruchten: oesters en andere schelpen, gekke kreefjes, ingelegde visjes, gefrituurd spul. En voor het hoofdgerecht liet de gerant eerst wat verse vissen zien, mag ik deze voor u bereiden? Eenmaal bereid, liet hij het resultaat zien en vroeg of ie dit alvast uit elkaar mocht pulken, ontgraten, voor ons. Iedereen om ons heen zat te genieten en gemoedelijk te praten.
Plots werd het stil. Een dikke man met krulletjes op hoofd en borst, met 2 meter daarachter een russische vrouw met borsten, ze had verder een opvallend kapsel waarin zeewier was verwerkt, waggelden binnen, kregen een tafel en direct werden twee schalen met oesters gebracht en een paar kreefden getoond, of de gerant die mocht bereiden. In stilte werd gegeten: alleen in stilte proef je het eten het best. Er werd voornamelijk door de man gegeten, de vrouw had kennelijk een ander taakje onder het tafelkleed. Het stel was al snel klaar en reed in een best wel grote parelwitte audi heen. Het geroezemoes nam weer in volume toe en we genoten van ons toetje.We verbleven in een landhuis bij een citroenenkweker. Mama maakte met haar dochters een maaltijd van de groenten en vruchten van hun land. Je mocht zelf ook meekoken. Een van de dochters ter huize sprak een paar woorden buiten de grens maar het was vooral heel erg onderdompelen in het Italiaanse leven. De hectiek van alledag bleek even weg te vallen. Maar uitgerekend hier trof ik onder de andere gasten op dezelfde avond een oud-collega, iemand met wie ik in een vorige baan zaken deed en een wethouder die gaat over een lopend project van mij, waar ik een paar dagen later op bezoek zou gaan en ook ging! Het weer, dat best om over naar huis te schrijven was, was de laatste dagen bar en boos en verbroederend rond de open haard en de dochter van de citroenboerderij: klotsende regen en onweer waardoor de stroom uitviel. ‘s Nachts om 4 uur deed de stroom het weer: keiharde muziek zwelde op. Tijd om naar huis te gaan. En tijd om dit verhaal te staken. Tenzij je nog van gruwel houdt, dan vertel ik nog even over hoe ik 8.000 doden in de ogen keek.

Gouden doden

Zowel in Napels als in Taormina kan je de mode door de eeuwen heen goed bestuderen, was het argument dat een collega mij gaf om Judith mee te krijgen naar dit excursiepunt.
In de capucijner kloosters kon je, eenmaal dood, worden bijgezet in de catacomben. Met een ijzerdraadje werd je dan in je nette kloffie aan de muur bevestigd. Als de kerk of god weet wie een remedie tegen de dood had gevonden, kon je ooit weer wegwandelen, moet het plan geweest zijn. En zo hangen daar dan nog steeds 8.000 doden uit vervlogen eeuwen aan een ijzerdraadje. Hun vel en haren nog grotendeels intact, maar toch had ik steeds het gevoel dat een lijk zich op mij zou storten. Omdat we toch al veel te veel ondernamen (het leek wel werk, waar was de vakantie?) had ik dit achteraf wel kunnen skippen. Verbrand mij maar.

Het Zwarte Woud (juli)

het land

Altijd fijn om op zoek te gaan van de bron van een rivier, liefst een beroemde. En dat de eerste droppels dan uit een pre-alpien gesteente druipen. Deze week: de Donau. In het Zwarte Woud claimt elk dorp dat daar de Mooie Blauwe haar oorsprong heeft. De Von Fürstenbergjes maakten het helemaal bont door hun paleis om een kwelbron heen te bouwen (nu in verbouwing). Elk bronnetje aan de goede kant van de waterscheiding levert natuurlijk haar aandeel aan wat uiteindelijk als gore drab in de Zwarte Zee uitmondt. Back to Black.
Wat valt er nog meer te doen in het Zwarte Woud? Wandelen, “Ach so, dat wordt moeilijk als je niet van verstikkend bos houdt, dat hebben we namelijk boven op elke heuvel zo netjes aangeplant. Als er maar enig uitzicht te duchten valt, zetten we er weer een paar bomen bij”, zei Brunhilde, de dame van de VVV, uitgedost in wulpse Dirndl-jurk, waarvan het effect geheel tenietgedaan werd door een hoed met rode bolletjes en haar hyper-serieuze blik. Lachebekjes zijn de Duitsers niet. Wel kan je her en der nog de WeltKrieg-inspanningen van de vaderlandse strijders vereren, bijvoorbeeld op de Pyramide op de hoogvlakte van de Kander. Vanaf 1200 meter hoogte kijk je uit over de Rijn, Vogezen, de Alpen tot en met de Jungfrau en Monte Cervino, je kijkt dus over een heel land heen. Dat doet je als Duitser in crisistijden watertanden, ja das Land ist mein Land, that land is made for you and me.
Als je zo serieus bent, moet je ook over de juiste tijd beschikken. Dat nu, is naast de houtvesterij, het tweede speerpunt van het Zwarte Woud, klokken. De koekoeksklok is er uitgevonden en naar een hoger plan getild. Vertegenwoordigers liepen vroeger met grote klokken op hun rug, van dal tot dal hun houten uurwerken aan te prijzen. Toeristische klokkenroutes, musea en houtsnijwerk te kust en te keur. De kerken slaan elk kwartier van zich af zodat je hunkert naar een klok.
De derde pijler is het milde weer. De regio wordt daarom ook wel het Toscane van Duitsland genoemd. Voeg daaraan toe dat het eten in de door mij bezochte restaurants van opmerkelijk hoge kwaliteit was, en de bijnaam klopt. Waarom nog doorrijden naar Florence of Pisa?

de stad

Freiburg, In de tweede wereldoorlog per abuis grotendeels verwoest door de eigen Luftwaffe (er zijn paar dagen per jaar slecht weer). De gebouwen zijn hier in oude stijl weer opgebouwd. De kathedraalstoren (nu in verbouwing) is zelfs inspratie voor de Dom in Utrecht geweest. Verder vooral een relaxte studentenstad, een respectabele universiteit, waar Desiderius Erasmus zijn kennis kwam opzuigen (nu wordt er openlijk uit waterpijpen gelurkt). In de straten stroomt het water in mooie gootjes, als je daarin je voeten koelt, en dat doet iedereen hier met temperaturen van meer dan 30 graden, dan trouw je volgens de legende met een Freiburger. Als je van serieus houdt: doen! Ik heb zelf andere geraffineerde methodes om in contact te komen met de locals, meestal zijn dat boekenmeisjes en automonteurs.
In de boekwinkel zoek ik altijd het meisje met de grootste bril, ik denk dat die het meest heeft gelezen en de ogen lichten dan ook zo mooi op. Käthchen was haar naam, stond op het bordje op haar truitje. Aan een plaatselijk-dialectversie van Der kleine Prinz kon ze me niet helpen, maar uit haar riante prinsencollectie kocht ik nog wel een in kalfsleer gebonden versie, in beperkte oplage gedrukt (dus…?) een paar centimeter groot (wat moet je ermee!).
De avond voordat we met vakantie gingen kochten we een nieuwe oude auto, ditmaal een witte. Nieuw genoeg om geen garagebezoek te hoeven afleggen wegens uiteenvallende onderdelen. De vouwwagen daarentegen gaf gelukkig nog wel aanleiding tot contact met een garagemannetje. Ik zocht een wat ongewone batterij voor een kampeerkeukenonderdeel en raakte in gesprek met ene Volpert. Zo’n naam verzin ik niet! En hij nog nooit zo’n batterij gezien, dan ben je zo drie kwartier in gesprek over van alles. De dag erop (toen mijn grootste wens, 2 super-batterijen, vervuld was) bedreef ik met hem wederom een aardig staaltje Plaudern. Hij nodigde me uiteindelijk uit voor een Schnapps in zijn boshut in de bergen, waar hij zich vaak met zijn accordeon en maten terugtrok. Kom met je Waldhorn tussen mijn Alpen, zou die nacht waarschijnlijk als thema hebben. Ik heb eens geoefend in nee zeggen en deze keer lukte het.
                                                                                                                           .

het hout

Noord-Portugal (mei)

Half vol

Mei is sowieso qua werk een verloren maand met al die vrije dagen, dus er op uit! Het is me niet gelukt vorige maand de lone wolf in Nederland te spotten, maar er schijnt een hoge concentratie wolven rond te lopen in het noorden van Portugal, net tegen Spanje aan. Als borderliner zoek ik graag de grens op. Een gebied dat zich het best laat omschrijven als 9 maanden winter, 3 maanden hel, zeggen ze zelf. De nevels boven de rivier en in het landschap deed indertijd het oprukkende Romeinse leger stagneren: de soldaten meenden voor de Lethe te staan, de Stroom der Vergetelheid, een van de rivieren van de Onderwereld. Onze quinta keek er op uit. Een slokje water uit de rivier doet alles vergeten, ik vulde mijn flesjes voor de verkoop thuis. Half leeg, half vol. De onderwereld is vast de inspiratie voor de vinho dos Mortos, de wijn der doden, direct na het bottelen wordt de fles in de grond gegraven.

Een week de natuur in was het plan, het was koud en nat, niet echt een weertje om er op uit te trekken, wel open haard-weer. De natuur kwam gelukkig naar je toe, op elke auto, bij elke voordeur was een bos gele brem gepropt, vruchtbaarheidsritueel, begin van de lente? Brem is symbool voor de nederigheid, zal wel zoiets zijn. Aardig en behulpzaam waren de Portugezen zeker.
Bij de douane heb ik mijn flessen vergeetwater alweer moeten inleveren, verzuimd ze uit mijn handbagage te halen. Nog snel een teug genomen.

Gerux

Het Spaans-Portugese nationaal Park Peneda-Geres bestaat uit graniet, met in de lage delen lollig bos met baardmossen, in de hoge delen zoete pasteltinten brem en heide, grote delen afgebrand (met dit weer was de natuurbrandkans ‘reduzido’). De parkwachter in het bezoekerscentrum keek eens naar onze grijze haren, onze verzopen blik, de aanhoudende regen en mist en raadde ons, uit veiligheidsoverwegingen, de meest saaie wandeling aan die hij kon bedenken (rondje rond de kerk). Zijn advies was gelukkig niet bindend, dus toch nog wat trails gelopen, ik kan een bezoek aanraden. Je kan meteen door naar Santiago de Compostella. De beminde gelovigen die hier nog heel wat katholieks van hun gading kunnen vinden, hielden het niet droog, maar bleven wel blij.

Montezinho

De bergen oversteken en uithuilen en in gene zijde, Trás-os-Montes, opnieuw beginnen, als enige gasten in het duurste hotel, een pousada, de Portugese pendant van de parador, in het armste deel van Portugal. Overigens nog steeds geen wolf of ander wild te zien tijdens een fikse wandeltocht, precies op de dubieuze grens tussen Espanha, Portugal en Franca. Er zou toch heel wat lekker vlees moeten rondlopen, gezien de rijk gevulde menukaart met herten, patrijzen, wilde zwijnen, zwanenhals gevuld met druiven, statig geserveerd door oude aristocraten. Prachtig oude kristallen karaffen met wijn, oude port na.
                                                                                                                                         .
Porto na dus. In Porto, de helft van de stad is gevuld met porthandelaren, dezelfde port die je hier bij de Kijkgrijp kunt kopen. Daar dus, liet ik me nog eenmaal afleiden: terwijl ik op terrasje aan een vinho verde nipte en mijn blik wegdroomde bij een girl with far away eyes, met ogen black as midnight on a moonless night, scheet een meeuw in mijn glas. Omdat de wijn zo koud geserveerd wordt dat je er toch niks van proeft, had ik het niet meteen door, deze vinho merde. Een onvergetelijk drankje na zo veel vergetelheid.