Levende godin

Een dagje in Kathmandu op stap met Puja, een van de weinige vrouwelijke gidsen van Royal Mountain Travel, het bureau dat in Nepal ons ontzorgt. Wat valt op in deze miljoenenstad: de hoeveelheid tempels, de kluwen electriciteitsdraad, de stutten en bergen puin van de aardbeving uit 2015.
Het is de dag na het Dashainfeest. Zojuist heeft de levende godin Kumari een driejarig meisje voor 10 jaar (of tot haar ongesteldheid) verkozen als haar incarnatie. Ze kwam als beste van 12 anderen welgestelden uit haar assessment waarbij ze haar moed, kracht en maagdelijkheid bewees door zich te meten met een stier, beschermdier van Shiva. Vroeger was de Kumari na haar diensttijd als godin op aarde onhuwbaar, tegenwoordig mag ze wel trouwen, maar geen man heeft het nog gewaagd met een halfgodin te trouwen, of kon de bruidsschat betalen.

Veel gebouwen (veelal uit de bloeiende 16e eeuw met een cultuurminnende koning) hebben eeuwen de platentektoniek doorstaan. In 2015 werd Kathmandu 4 meter verplaatst door de opdringerige Indische Plaat. Herstel na aftrek van corruptie is gaande, het meeste geld gaat echter naar het parlement dat met de revolutie in 2008 (7 jaar na de interne slachting binnen het koningshuis) het aantal parlementsleden heeft uitgebreid van 51 naar 601, en de Balkenende-norm geldt voor hen niet! Een van de parlementariërs heeft een referendum voorgesteld met als eis: stop de platentektoniek, Trump ontkent het fenomeen vooralsnog.

De koning had een uitzichttoren van 9 verdiepingen in Kathmandu van waaruit hij dagelijks uitkeek over zijn volk. Hij vond t belangrijk dat ’t volk te eten had. Aan de hand van rookpluimen van kokende onderdanen stelde hij tevreden vast dat het volk voldoende at. De toren is in 2015 tot puin getrild en de koning is al zijn macht afgenomen, maar er is wel weer discussie om zijn ceremoniële rol te herstellen, de monarchie verbindt meer dan een graaiende minister-president, zo is de gedachte. In de tussentijd leeft hij als een vorst in zijn Royal Palace en kan je hem als een aapje in Artis bezoeken.

Diverse tempels bevatten opwindend erotisch houtbesnijwerk: het heeft niks te maken met de Kamasutra maar met de wens van de koning om een wat voltalliger bevolking te bestieren. Het volk was wat preuts en door geile beeldjes in het straatbeeld stimuleerde hij het voortplantingsgedrag voor alle rangen en standen. De ChristenUnie bij ons wil ook meer grote gezinnen maar denkt dat juist het verbieden van porno meer nageslacht oplevert.

In het openbaar genegenheid tonen is zeker not done in dit land. We zoeken ons heil in de Garden of Dreams waar wel behoorlijk gevoosd wordt. Een oase van rust in de wijk Thamal. Een mooi aangelegde tuin met indringend geurende bloemen, eekhoorns die luidkeels achter vlinders aan hollen en een overdaad aan spuitende fonteinen. Erotisch snijwerk is volstrekt overbodig voor de Nepalese jeugd van tegenwoordig. Natuur verbindt.

Omhoog

Als je dan toch in Nepal bent, wil je ook wel eens een trekking maken, langs een eeuwenoude handelsroute tussen Tibet en Nepal: we trokken de Manaslu rond. Hoe gaat dat, is dat leuk, is het wijs?

Het is hard werken. Eerst maar eens vier dagen van 9 à 10 uur lopen om aan de rand van de natuur te geraken. Lopen als een machine. Beter nog: als een mens in een machine. De rivier waarlangs we omhoog wandelden, maatgevende afvoer 21.500 m3 /sec was zo woest, het klonk alsof je dagen in een CT-scan lag. Iets verder van de rivier af klonken de cicaden, snerpend hemeltergend geluid (Oja, afspraak maken als ik weer thuis ben; sinds ik de tandartsverzekering uit mijn pakket heb gehaald ben ik niet meer gegaan: marktwerking). De tocht is een soort kroegentocht, je slaapt in een theehuis met slaaphokjes, je sleept je voort van lunch naar koffiepauze naar theepauze naar diner en ontbijt in kroegjes. De prijzen van de thee of cola of wat dan ook zijn rechtevenredig aan de hoogte (langere aanvoer), van 30 cent naar € 2,50 voor een citroentjes. Lege flesjes en plastic liggen langs het pad, net als de wikkels van lollies (Oja, die tandarts) en chocolaatjes, die zojuist door medereizigers zijn uitgedeeld aan de kindjes. De kindjes klemmen zich soms aan je vast onder het uitroepen van ‘chocolate’ of ‘balloon’. Vroeger was een pen (‘wanpen’) nog Ok, maar nu hebben ze een mobieltje om hun gedachtes op te schrijven.

Een nog jonge en leergierige gids, Yubaray, 26 jaar, heeft wel iets van Abel, had ons al bij het vliegveld opgehaald. Vanaf moment 1 neemt hij de verantwoordelijkheid over ons welbevinden zeer serieus. We krijgen verhalen te horen waar nodig en laat ons met rust waar nodig en praat ons moed in of neemt bagage over of beschermt ons tegen karavanen met ezels en koeien waar nodig, serveert ons eten, regelt de mooiste kamers. Na vier dagen lopen we al anderhalve dag voor op schema. Na de vier dagen ploegen kan het grote genieten beginnen, boven de 3000 meter wordt het interessant. Maar dan steekt ook de vermoeidheid de kop op en de hoogte en het niet gewend zijn aan water en eten. En de eetlust neemt af. Yubaray houdt van de Beatles, elke dag beginnen we een nieuw liedje, ‘happynes is a warm gun’ maar zijn favoriet is yellow submarine. Hij heeft veel films en documentaires gezien en daaruit haalt de gids zijn kennis over het westen die hij spiegelt aan ons. Het is iemand die met iedereen een gesprek begint, om daar zijn info en voordeel uit te halen.

Hier hoog boven in de bergen wordt Tibetaans Boeddhisme beleden. Geen steenmannetjes maar muurtjes met gegraveerde stenen langs het pad, als er een gelovige langskwam dan beitelde hij een mooie tekst of afbeelding in een leien plaat (zoals in Asterix een brief werd gebeiteld). Dit fenomeen van bijplaatsen van religieuze stenen vindt nog steeds plaats. Verder kloosters en gebedsmolentjes (ook eentje op waterkracht), gekleurde vlaggetjes (in alle teamkleuren behalve team zwart) waar je kijkt, poorten en kleine kindjes in monniksjurkjes in de nationale kleur crimson. Op onze vrije klimatiseerdag op 3600 meter, in Samagaun, kwam de hoge lama uit Tibet op bezoek, per heli de berg over. 40 vrouwen gingen in de weer om het zandpad door het dorp aan te vegen. Respect tonen. De lama, geen hanenkam of exotisch gewaad maar in simpele kleren en met kort geschoren hoofd, wijdde het gloednieuwe klooster vlakbij in en bezocht het eeuwenoude klooster nabij het dorp. Yubaray legde ons de verschillende verschijningsvormen van Buddha uit en allerhande gebruiken, gebeden en de gang naar Nirvana (come as you are zingen we onderweg samen). Een Amerikaans stel kwam met bergschoenen binnen klossen en was beledigd dat ze werden aangesproken op het feit dat ze hun schoenen nog aanhadden, met yakkak. Respect. De bevolking van de vallei gaat ’s winters overigens naar een speciaal buddhistisch gebied in de Kathmandu-vallei. Het is dan echt niet uit te houden qua kilte. Er werd dus stevig gebeden. De weersverwachting is daarom goed: morgen kunnen we de bergen zien, aldus onze gids. Het schijnt hier erg mooi te zijn!

Het trekken door de bergen is leven als een monnik, 3 weken geen sex, drugs, rock n roll, en ook geen koffie en drank, geen roken snuiven chocola geen snaai en zeker geen telefoon en internet. Geen enkel mechanisch iets, nauwelijks elektriciteit, in de Middeleeuwen of bij de Mormonen. De verleidingen zijn er wel, je loopt dagen door velden met cannabis en je ontmoet misschien wel de mooiste vrouwen ter wereld (sorry Marjoleine) en uit rijst en boekweit wordt stevig gedestilleerd gebrouwen. Terwijl de kindjes door de modder buitelen, onder de schrammen zitten, een dipslope als glijbaan gebruiken, de mannen vieze verwassen shirts aanhebben, onder de vegen en scheuren, lopen de dames én keihard te werken (vlegelen, sjouwen, stenen fijnhakken, wassen) én hun zo kleurrijke mooi geborduurde en gedrapeerde gewaden superschoon te dragen. Andersom trekken wij ook bekijks, zo heeft er achter een muurtje een oude (30+ in ieder geval sterk verweerde) vrouw met nog 3 resterende tanden (oja, ja-ha) een half uur staan staren naar mij.

Ongeveer gelijk met ons trokken andere kleine clubjes uit alle uithoeken ter wereld op naar dezelfde berg, rondje Manaslu. Overdag kom je elkaar sporadisch tegen, op een hangbrug of in een teahouse, ’s avonds of ’s morgens eet je samen. De Iranesen (die ’s avonds nog wel eens een film met kletterende zwaarden en briesende paarden keken op hun kamertje, hun films lijken ietsje explicieter dan de Bollywoodfilms of de Kollywood-variant: suggestie in het kwadraat); de Engelse taalleraressen (hoe leuk is dat, eentje wilde steeds maar Frans met mij spreken) wilden samen met ons in hetzelfde hotel, maar omdat in dit gebied de eerste komt en dat die dan maalt, blijven dan de geitenhokken voor ons over. Zeker als er een groepsreis gelijk optrekt, want die gaan voor. Yubaray doet zijn best ons goed onder te brengen, maar we zien het aankomen dat vlak onder de pas, op 4500 meter dus, we in tentjes moeten slapen, brr.

We maken ons op voor het tweede deel: de pas over van tegen de 5.200 meter. We zien er wat tegenop, de hoogte, de kou, het weer (mist?), de spieren. Nu al doen we elke dag wat hoogteoefeningen: nog even hoger doorlopen en weer op lagere hoogte slapen. Ook beginnen we elke dag met rek- en strekoefeningen. We zijn de dag ook wel eens begonnen met een potje badminton in de bergen! Het voelt allemaal heel bekend. Het komt vast wel goed en de lama zorgt voor mooi weer.

De yak en de koe

De koe is het nationale dier van Nepal. Op 19 oktober vieren ze de dag van de heilige koe. Lekker dan: hoog in de bergen vertellen de opa’s het volgende verhaal aan hun kleinkinderen. Over waarom de yak alleen hoog in de bergen leegt en de koe alleen in het laagland. Het verhaal duurt een hele avond en gaat eigenlijk over de yak en de buffel, maar komt hier op neer.

De yak en de koe, die beiden hoog in de bergen van Nepal leefden, waren echt heel goede vrienden en deelden alles en spraken met elkaar over alles. Op een dag kwam de geit langs, hij had groot nieuws: in het lage deel van het land, het stedelijk weefsel zeg maar, daar is het pas fijn: plezier en drank en feest, en vermaak.
O, zei de koe, laten we daar maar heen gaan. Waarom, zei de yak, het is hier toch fijn? Nou, zei de koe, dan ga ik eerst zelf even kijken en vertel ik hoe het is daar beneden. Toch besloten ze gezellig boven in de bergen te blijven. Maar het begon toch te kriebelen bij de koe, en een jaar later spraken ze af dat de koe naar het stedelijk weefsel zou gaan en van de bevindingen mondeling verslag zou doen.
De koe wist niet wat ie zag in de stad: hoeren en snoeren, feesten en genot, ja ze hadden drank en drugs, je zag het al aankomen: de koe verslonsde de vriendschap en dacht niet meer aan de yak. De koe ging op in het feestgedruis.
De yak, nog hoog in de bergen vroeg zich af hoe het met de koe ging, nu hij maar niks hoorde. Op een dag vertelde de geit: weet je dat dan niet? De koe vermaakt zich kostelijk in de stad en is jou totaal vergeten! O, zei de yak, dan spreek ik nu de vloek uit dat de koe nooit meer hier zo hoog boven in de bergen mag en kan komen. Ik hoef de koe niet meer te zien!

Over de top

De aanloop was genomen, we waren redelijk op de hoogte, de bergpas lonkte, de lama had door de gebeden gezorgd voor helder weer, we zagen de zevenduizenders om ons heen en ergens daartussen was een pas, de Larke-pas, al weken van tevoren aangekondigd. Om ons heen de rappe ratsers, Zweden en Tsjechen met trailersmentaliteit, en de kneuzen zoals de English ladies en wij, die altijd als laatste aankomen. Het gebrek aan zuurstof zorgde voor een schrale keel door het vele hijgen, hoofdpijn en lucide dromen. Het gebrek aan internet, te gek voor woorden, zorgde ook voor vragen: hoe gaat het in Nederland, de rest van de wereld, hen die ik liefheb? Weken onbereikbaar zijn is, zeker achteraf nu ik zie dat ik van harte onmisbaar ben, is ieder aan te raden, een informatie-sabbatical. En het nieuws interesseert me hier totaal niet, terwijl ik schrijf nog steeds in een automatisering-, mechanischloze omgeving, alles op hand- of dierkracht. Is er al een nieuw kabinet in Nederland? Is de Omgevingswet er al? Hoe gaat het met de aardbevingen in Groningen? Ik heb hier een keer zachtjes liggen beven in bed, maar dat was omdat er iemand in het huis liep, alles trilt en beeft dan. Ik moest wel erg denken aan de gedupeerde Groningers die steeds met een dreiging voor een instortend huis in hun hoofd zitten. Ik sprak diverse Nepalezen die de beving in 2015 meemaakten in Kathmandu, tientallen minuten draaide alles om zich heen, stof ontnam zicht, huisraad en muren vielen om, angst was alom. Het is hier een ijkpunt (waar was jij toen John F. Kennedy, Sadat, John Lennon, Trump (?) werd neergeschoten?). De gids van de English ladies zat huilend langs het pad: hij kreeg te horen dat zijn kind (of nichtje) was overleden (zijn baas liet m zijn taak afmaken, nog een week doorlopen joh), maar steeds kwam de beving van 2015 terug: toen verloor hij de helft van zijn familie. Onze gids is een goede trooster (dit soort dingen gebeuren) en sprak de gids aan op zijn overmatig alcoholverbruik, de hele vallei stonk naar gedestilleerd rijst.
Dzjang dzjang of Zam Zam, we moeten voort, we doen onze rek- en strekoefeningen en volgen het paardenpad, wat we in de duinen echt niet mogen. Stap voor stap, vier straks vijf liter water per dag. Boven ons de gieren die wel pap van ons lusten. Gelukkig wordt er in het kader van natuurbescherming een ezel of yak voor ze klaargelegd. De loopdagen worden korter, om een uur of twee bereiken we onze bestemming. Na de lunch nog even de bergen in, minder zuurstof ervaren. Op zoek naar de blauwe schapen (niet te verwarren met de blauwe beer, een van de verschijningsvormen can de yeti; de aap, de yeti-variant Kuifje in Tibet, zagen we wel, wachtend tot er honing uit een wilde bijenkorf zou druipen).

De een-na-laatste pleisterplaats was een boeddhistisch westerndorpje met yaks en paarden en verweerde Tibetanen vertrokken. Vanaf hier zou je naar Tibet kunnen, paar uur lopen, maar de Chinezen houden de grens angstvallig gesloten, een maand per jaar mogen aangewezen handelaren handelen. Tibet wordt hier overigens steeds Tibet genoemd en geen China. De lama had een vrije dag, want we liepen in de mist, koud en hoog en lang. Onderweg spraken we een paard aan die Judith de volgende dag voor een kapitaal naar de pas kon brengen. We kwamen als laatste boven, in Dar es Salaam, en mochten in een tent, opgezet in stenig landschap, toilet aan gene zijde van de rivier. Kraakheldere nacht met allerlei sterrenbeelden waar ik nog geen weet had. Maantje als sikkel maar wel als kommetje balancerend, komt terug in wapen, vlag enz van Nepal, afko van never ending peace and love. De volgende dag om 3 uur in de ochtend op, de tent en onze waterflessen stijf bevroren. Het paard was de vorige avond pas laat gearriveerd, maar de begeleidster was er klaar voor: zingend (de traditionele liederen naar ik begreep, geen hits zoals …) bracht ze Judith naar de pas, langs steile afgronden, over ijsmeertjes, morenes en heel veel conglomeraten, zolang India tegen China aan blijft duwen en de Pangea-zee tot grote hoogten stuwt, valt er ook wel veel van de wagen, als je van erosie houdt, ben je hier aan het goede adres. Door steeds te reageren op de bewegingen van het paard (helemaal naar links, voor, rechts en achter in balans komen) viel Judith niet van de wagen/paard. En deels in het donker. Uren voordat ik arriveerde was ze op de pas, een kaal bij elkaar geharkte hoop stenen, maar met een prachtig uitzicht, versierd met een Tibetaanse vlaggenzee. Helder weer, de lama had weer zijn best gedaan.

Omlaag naar het dal van de Annapurna. Een stervend zieltogend landschap met morenes en heel hoog op 7000 meter nog de laatste stuiptrekkingen van een gletsjer. De dalen zijn niet altijd gletsjerdalen: het gebergte stijgt sneller dan de rivier zich uitslijt (net als de Maas in de Ardennen). Hoog bovenuit de dalen en de eerste rij bergen bevindt zich wel een imposant berglandschap. Dat landschap daarboven, dat in Europa op 3000 meter eindigt en hier pas op 5000 meter begint (onder de 6.000 meter ben je hier nog maar een bergje, daarboven een Piek) maakt de trip de moeite waard. Ik heb mezelf nog niet gevonden, ben ook niet trots op de sportieve prestatie (vond ’t wel bijzonder om ruim twee weken van licht tot donker (en daarvoor en daarna) gelopen te hebben, als je een uur per dag beweegt word je al niet depressief, wat zal ik als blije eikel terugkeren). Ik geniet van de landschappen: de geologische doorsnedes door de himalya, de habitats qua begroeiing en gediertes, de volkeren die elke dag weer nieuwe accenten hebben: knalrode appelwangen, leerachtige huid, gespleten ogen of juist ronde, andere kleren, kleuren. De herfst die elke dag naderbij komt in kleur en verval.

Het dal van Annapurna is drukbezocht door hikers. De permits zijn minder duur dan die van ons (we moeten die van Annapurna er ook bijkopen), en de huisvesting is wat minder primitief. Bij die tocht kom je fossielen tegen en bij ons niet. Wat er ook van zij, het is er tegenwoordig een circus, zo horen we. Vlak voor de twee circuits elkaar raken / overlappen nemen we een dag rust, ongeveer op 2500 meter hoogte. Fijn om de omgeving, overgang tussen natuur en agrarisch, eens wat rustig te kunnen bekijken. De honden dragen hier bloemenkransen, het is de dag van de hond. Nepal heeft de meeste feestdagen per jaar ter wereld. Meestal ligt de overheid dan plat, vaak trekt de familie weer terug naar de geboortedorpen. Vandaag, terwijl ik schrijf, is het het Laxmi Pujur feest, misschien wel het belangrijkste feest van alle (sorry Marjoleine), want Laxmi is de godin van de welvaart. Wij, met ons geld, zijn uitgenodigd bij een familie om deze dag te vieren. En jeetje, wat groeit mijn baard snel, zal ik een hipster worden?

Elke dag feest


In het voorjaar worden alle feestdagen ingepland voor het komende jaar. In Nepal wordt er elke dag wel wat gevierd. We vielen middenin het feest van Laxmi puju. Laxmi is de godin van de welvaart en om haar te verleiden je huis binnen te komen en je een voorspoedig jaar te schenken, wordt er voor de deur een fraaie versiering aangebracht van meel, pepers, bloemen. Vanuit een altaar wordt een spoor aangebracht van meel en bloemen naar de keuken. Laxmi en alle bezoekers aan het feest wordt hiermee de weg gewezen geld en voedsel in te brengen. De eerste dag is het aan de vrouwen om Laxmi te verleiden met dans en zang, de tweede dag moeten de mannen de fundraising doen. In kleine gemeenschappen zoals Ghoa, een dorp met 2 huizen en een boerderijtje, waar we een dagje onze spieren met rust lieten, werd het feest gemengd gevierd. Priyenka, de dienstdoende dochter van 14 was een paar dagen van school vrij om de voorbereidingen uit te voeren; Yuburay had met haar via YouTube verschillende voorbeelden van versierselen en verleidingen doorgenomen. Uit de dorpsgemeenschap werden de muziektalenten bij elkaar gesmokkeld die de hele avond Philip Glass voortbrachten op trommel, fluitje en eensnarige (kale)basgitaar. De vrouwen doen een soort buikdans, langzame bewegingen.
Volgende dag, nieuwe plek: daar waar de Manaslu-trail de Annapurna-trail overlapt. De Annapurna-trail wordt grotendeels bevolkt door jongere gasten, testosteronbommetjes en aanverwante meisjes (strakke ogen, wilskrachtige kaaklijn gekoppeld aan een terloopse nonchalance, verder weinig aan).
Het eerste overlappende dorp is wat groter dan de dorpjes voorheen, er is zelfs een winkeltje. Een jeugdclub trekt rond om geld in te zamelen met grote luidspreker. De mannen zijn, net als in Nederland, geen held in dansen, maar een grote mand wordt al snel gevuld met geld, brood en bier, dat na wat gehuppel verdeeld wordt onder de clubleden. ’s avonds komen stel tieners langs de deuren om snoep of centen op te halen, waarbij ze uren met rauwe stem ‘Namasté’ brullen (maar waarschijnlijk wat anders, maar dit is het enige woord Nepalees dat ik ken, naast dzjam dzjam, qué dzjai – ti dzjai (na), pani).
Weer een dag later is het grote Thika-feest. Van elk feest wordt gezegd dat het misschien wel de belangrijkste ceremonie van het land is: je zuster zet om 11 uur in de morgen een verfstip of een rijtje kleuren op je mannelijke voorhoofd. Als je geen zus hebt, regel je er een in de straat of dorp (voor rest van je leven). Zo bood ik Judith aan als stand-in zus voor Yuvuras en Moddan om haar punt te maken. We hadden een reisdag tijdens de Thika. In plaats van 2 dagen omlaag lopen, wilden we per jeep vijf uur over een door het leger aangelegde weg (5 doden vielen er, soldaten sterven bijna nooit bij oorlogen tegenwoordig): beter gezegd: 5 uur hosseklossen over een ontsluiting (nee, hij was niet vast). Vanwege het feest waren er geen jeeps voorhanden, maar we vonden een chauffeur die wel weer op tijd terug wilde zijn vanwege zijn stipje op z’n voorhoofd. 6 uur in de ochtend vertrekken dus en er bleken 13 mensen in (en op) de jeep mee te kunnen. Respect voor de dakzitters: 5 uur lang hardcore trilplaat, waar Vanessa in de jaren 80 zo’n strak lijf mee pretendeerde te hebben (zie: loopnieuws03, oktober 2017). Onderweg kleine dorpjes, daar moest de jeep even op de brug, voor een dagelijks check-up na dreigende geluiden uit het onderstel na het overwinnen van enkele boulders. Overal de uitnodigingsstrategie voor Laxmi. Overigens ook veel uutnodigingsplanoligie want dit gebied schrééuwt om ontwikkeling!
Eenmaal in de grote stad (Besi Basar, formaat Heiloo), was het een liederlijke boel, de meeste mannen hadden van hun ‘zuster’ hun stip bekomen en mochten als echte man los: lekker bieren. Ons gereserveerde hotel bleek gesloten: vrienden van de eigenaar vierden op het dak (rooftop-hotel) met vrienden het tikha-feest. Volop gezang en Boney M is hier nu ook doorgedrongen. In het door de Spartacus van harte aanbevolen restaurant, daar waar de toeristen hun transfers hebben, lunchten we, en na een poosje dat al snel voorbij was, zochten we via een gat in de muur onze hotelkamer, compleet losgetrild. De feestgangers rochelden, hegen en kreunden om ons heen dat het hun lieve lust was. Ook de kinderen waren blij met hun stip.

Pauzenummertje

Om eens stevig tot rust te komen (waarvan?, de laatste dagen van de Manaslutrekking waren al behoorlijk soft in verhouding tot het beestachtige begin en bij too much luxe raakt mijn hele (verslavingsgevoelige) systeem in de war) was een meerdaags verblijf in Pokhara ingepland, de tweede stad van Nepal, gelegen aan het Pewa-meer, een magnifieke skyline (de reis waard volgens Michelin) met alle west-Himalayaanse bergtoppen waaronder de Annapurna en de heilige Fishtail (bij helder weer, not now). Lekker met een al dan niet gemotoriseerde deltavlieger de vallei over vliegen, per fiets de heilige plaatsen bezoeken, een romantisch boottochtje, de winkelstraat (textiel en schroot) leegkopen, de hele dag in bed (met extended playfield, ik ben er verdwaald, althans mezelf kwijtgeraakt) liggen wegdromen, een kweilerig saxofoondeuntje (‘easy listening’) dat de hele dag in je oor kruipt, of gewoon de was doen, of in ieder geval mijn baard laten scheren.

In de bergen groeide mijn baard grijzer en wijzer. Het werd theoretisch gezien zelfs aantrekkelijk bevonden. Maar het ging mij irriteren, etensresten vielen maar niet op de grond of op mijn broek, en hipster of Chriet Titulaer zal ik niet worden, ook al ben ik voorvechter van een wondere wereld. Tegenover ons resort woont een kapperman, hij slaapt volgens mij in de kapperstoel (het is, zo heb ik ontdekt, dat de meeste mensen hier twee huizen hebben: 1 voor hun familie iets buiten de stad, 1 voor hun werk; ze (het grootste deel van de bevolking schat ik in) slapen inderdaad in hun werkplek. De kapper was een soort Omar Sharif, deed die het ooit met BB, nou ja wie niet maar dit terzijde, hij nam mij stevig onder handen, een prijslijst (uniek voor dit land, meestal bepaalt het afdingen de waarde) gaf aan: € 2,- voor scheren. Diverse goedjes op mijn gezicht voordat de scheerschuim laag voor laag werd aangebracht en nog eens met een ander schuim. Vervolgens een nieuw fonkelend stanleymes in zijn lemmet, neus vast, keel vast en daar ging mijn baard. Best wel snel. Goed glad. Mijn neusharen deed ie ook, schiet er bij kapster Ramona vaak bij in. En dan weer al die goedjes, smeer, lotion, vet, plantenspuit, tonic, brillo, soms eerst zorgvuldig samengesteld in zijn hand. Het bleef niet bij mijn kin, mijn hele gezicht werd, best fijn, gemasseerd, en mijn hoofd ook. Schouders, hij ging maar door. Waarom zou ik mijzelf nog kwellen met dat onscherpe mesje dat ik van thuis meebracht, al die sneetjes, die plukjes die ik vergeet? Maar hij ging maar door, ik raakte in een roes. Ruim voor de derde happy ending vroeg ik, we spraken beschaafd engels met elkaar, of het scheren al was afgelopen en ik gebaarde met m’n armen, hopelijk begreep ie dat ’t ook wel genoeg was zo. Het was genoeg. Ik betaalde de € 2,- voor het scheren, en hij keek een beetje beteuterd dat er niet meer in zijn hand lag, € 2,20 of zo. De dagen erna bleef Omar vriendelijk naar me zwaaien als ik langsliep.

Boeddha of Shiva? Als het aan de regering hier ligt, is de Destroyer of Evil, Shiva, toch de betere. In 1972 werd hoog boven Pokhara de pagode voor de wereldvrede gebouwd, met vier vergulde boeddha-beelden, in verschillende stadia van volwassenheid. De regering, onder het mom van ‘strijd met het bestemmingsplan’ (gedurfd argument als je rest van het land ziet!), brak de tempel af, maar 20 jaar later werd het opnieuw gebouwd, zo lang duurt het hier kennelijk om een deugdelijke procedure te voeren, inclusief bezwaar- en beroepsprocedure, maar ik denk dat de locale StAB of laat ik het STAB noemen, hier nog een behoorlijk vertragende invloed heeft gehad. Er was tijdens mijn bezoek zelfs sprake van een derde uitwerking: de pagode werd geverfd.
Het boeddhisme steunt op harmonie, onderlinge afhankelijkheid, samenwerking en vriendschap, veelal uitgebeeld als een Bremer stadsmuzikantenvariant van ‘olifant, aap, konijn en wielewaal’. Veel vriendelijke onzekere glimlachende mensen. Geen keiharde geboden en voorschriften, leven en laten leven, zelf een dier mag niet gedood worden.

Veel boeddhisten zijn Tibetaans. Ik bezocht een vluchtelingenkamp, waar de Tibettanen vanaf 10 maart 1959 wonen en met moeite hun spulletjes trachten te verkopen: ijzerwaar, lappen en kraaltjes. Ze leven gescheiden van de hindoes, die vanuit hun iets riantere woningen (of zijn het winkels als tweede woning?) chips en Fanta verkopen. Elk huis is een winkel voor chips en Fanta! Ik verzin dit niet. Nou vooruit, soms zit er een winkel tussen met rugzakken en donsjacks of een winkel met t-shirts en sjaals. Doodmoe word ik van het afdingen (ik ben geen fan van marktwerking, is er al een nieuw kabinet in Nederland, iets Waar de bevolking vrede mee kan hebben, iets verlichts, niet te regieus, zonder een dichtgetimmerd regeerakkoord?). De laatste verzuchting luidt altijd: ‘koop dan in ieder geval iets kleins, ik ben zieltogend zzp’er’.

De hindoes zijn in Pokhara ook de trotse uitbaters van de kalksteengrotten, boordevol tempels en koeien. Een koor ondersteund met trommels zorgt er voor livemuziek: ik hoorde er de basisbeginselen van de Einsturzende Neubauten in, maar mijn fantasie grenst aan het eindeloze. In tijden van rust word ik helemaal gek, van mezelf en van mijn omgeving. De saxofoon kweilt maar door in het luxe resort. Er verschijnen veelden van Simply Red en Celine Dion. Wysisyg, ik kan er helaas niks anders van maken.

Transit

De bergen kennen we nu wel, en de hebberige winkelstraat van Pokhara ook. Je raakt wel eens uitgelikt op een oude postzegel. Het uitrusten wordt vermoeiend. Een auto met chauffeur heeft er twee dagen over gedaan om ons te vinden en rijdt ons nu, ook weer twee dagen, 500 km, terug naar zijn brooddame. De tijd dat een litertje benzine hier 5 euro kostte is voorbij, nu nog zo’n 60 cent. Nepal is een gewilde dochter, tussen boze stiefmoeders China en India in. Ze zijn allebei jaloers over de grote hoeveelheid water van Nepal en proberen dit met nare handelsboycots af te troggelen. India heeft de infrastructuur aangelegd voor waterenergie en mag als eerste energie afnemen, ook al betekent dat dat Nepal dan geen energie heeft. Nepal heeft geen olie en gas en dat is een prima stok achter de deur om elletjes te spelen. Graaigrijpgrage managers van energiemaatschappijen zitten inmiddels achter slotje en grendel, er kan nu al 14 uur per dag stroom geleverd worden aan Nepal zelf. Het land lijkt nu redelijk op orde, naar omstandigheden, want er zijn geen grondstoffen om überhaupt wat mee te ondernemen. En als je afval als grondstof ziet dan? Kennen ze de afvalstof-grondstofdiscussie al? De Japanse Ikue werd als vrijwilligster ingevlogen om de Nepalezen te leren niet alles zomaar weg te flikkeren. Ze rijdt een paar uur met ons mee en vertelt. Om te beginnen leert ze mensen van bijenwas kaarsen te maken. Nu is er volop behoefte aan lichtjes, vooral tijdens de feestdagen, maar lampjes zijn eenvoudig te maken wat brooddeeg en lampenolie, niemand wil een dure handgemaakte bijenwaskaars kopen. Ikue houdt vol. Ze legt uit over de lokale economie voor de primaire levensbehoeften, er rijden inderdaad opmerkelijk weinig vrachtwagens van A naar Beter. Maar alles meer dan een appel of een gevlochten mandje komt uit het buitenland. Nepal heft wel torenhoge hoge accijnzen op de buitenlandse producten als auto’s of stereoinstallaties. Ondertussen zie ik hoe mensen hun inkomen met dubbeltjes bij elkaar sprokkelen en op een ander moment een halfjaarsalaris beuren voor het uitlenen van een paard. Ik krijg het koopkrachtplaatje niet in de vingers.

Via het land van de 1001 bochten reden we van Pokhara naar Tansen, hoofdstad van het voormalige koninkrijk Palpa. Tansen heeft, bij helder weer en zeker vanuit het hoogste punt in het bos achter onze homestay, een prachtig uitzicht op de vier Annapurna’s en overige bergreuzen. Het was geen helder weer.
De stad was een echte mensen-stad, geen toerist te bekennen, maar ook hier een aaneenschakeling van winkels voor chips en Fanta, de winkels met sjaaltjes ontbreken. Maar uit deze stad komt ook het Nepalese hoedje, de topi, vandaan. En niet al te ver van Palpa is Boeddha, de kleine Siddharta, geboren, ook een leuk weetje. Dani, onze gastheer deze avond, was bezig om Tansen uit de vergetelheid te ontrukken, dat gaat de leus worden op de vakantiefolders van de toekomst ‘ontrukt uit de vergetelheid’, wat natuurlijk wel/niet zo is, want het was voor de eenwording van Nepal ooit een weldadig koninkrijk (wie weet dat nog?). Dani was al bezig geweest met deltavliegen, maar dat kan in Pokhara veel beter en daar zijn aanvullend hierop straten vol met sjaaltjes. In de buurt van Tansen is het wel fijn fossielen zoeken, maar om op basis daarvan nu een toeristenstroom op gang te brengen…

Vanuit Tansen naar Bardia Nationaal Park. De Big Three zijn daar de Tijger, Rinoceros en de Eenhoornige neushoorn, maar misschien is de Indiase Olifant ook wel lid van de Big Three. De Little Three zijn de Malariamug, een andere irritante mug die zijn larven in je lijf plant, en de bloedzuiger. We reden over een naar Nepalese maatstaven gezien goede highway. Maar wat een avonturen maak je niet mee op de snelweg! Ten eerste grenst de snelweg direct aan het dagelijkse leven: de koeien, buffels, geiten en honden lopen op de snelweg of liggen daar te slapen. Fietsers en loslopende mensen al dan niet getooid in struikgewas, hooi of takkenbos (fietsers en mensen kunnen zich tot kubische proporties opbulken met goederen) zwalken een eind heen of steken plots over. Andere mensen zitten op de snelweg, te mijmeren, te Pokémonnen, uit te rusten of hun geit te hoeden. Het mooie is: dier en mens hebben compleet vertrouwen in de automobilist. En de automobilist houdt in bij voetganger, fiets en dier, verder haalt ie in waar mogelijk, ook in bochten en als er dan een tegenligger verschijnt op de verkeerde weghelft, het voegt zich wel weer. Ook opmerkelijk: als het mobiel van de chauffeur afgaat, dan remt ie, op de weg hé, af tot bijna 0, en gaat dan eens rustig aan de kant bellen. Bij optrekken: eerst in alle rust de weg op en dan heel langzaam autogordel (veilig!) aandoen, spiegel goed zetten en schakelen, net als ik thuis in de straat ook doe (vrouwen schijnen voordat ze wegrijden alles af en in te stellen maar ik heb in Nepal nog geen vrouw zien autorijden). Hé dat is leuk: een mannetje verkoopt paddenstoelen. Chauffeur zet auto stil óp de snelweg, onderhandelt wat en koopt die paddo’s. Rijdt rustig weg. Inmiddels zijn we dan in de buurt van het nationaal natuurpark Bardia. Overal wegcontroles door het leger, blokkades opgeworpen met boomstammen in klei geduwd of concours-hippique-achtige hekjes. De eerste soldaat adviseerde om de paddenstoelen even uit het zicht te leggen, plukken in het nationaal park is zwaar strafbaar. Goeie tip. Sinds de Maoïstische rebellen hier jaren geleden de boel overnamen en te veel neushoorns en tijgers afstroopten, en de rust daarna was weergekeerd, is de controle op stropers, smokkelaars en natuurschenders opgevoerd. Benieuwd of we nog even wild kunnen gaan. We still haven’t found what we’re looking for.

We schrijven het jaar 2074. “Dank je wel” is zó 2017.
Zo langzamerhand, met de wisselende contacten die we hebben, bouwen we wat woordjes Nepalees op. Het woord ‘danyabad’ betekent volgens de boekjes dankjewel, maar bedank je iemand voor een autorit, een dienst, biertje of wisselgeld, dan word je aangekeken alsof ik een oneerbaar voorstel doe. Iemand bedanken is niet zo gepast in Nepal. Dat heeft te maken met de cultuur van geven en krijgen (je kent dit in eigen land wellicht als geven en nemen, daar denken we meer recht te hebben op iets en snel wat en nemen dan). Als je iets geeft, is het logisch dat de ander je iets teruggeeft, of dat je van iemand anders (of uit het universum) wat krijgt. Dank je wel, deze woorden uitspreken is te gemakkelijk, te goedkoop, te plat.

24 hour dahl bath power. Een dienblad vol met rijst, groenten (sperziebonen, bloemkool, aardbei, wortel), pickles (tomaat, ui, maar kan ook vergeten groente zijn als rettich), linzensoep voor door je rijst. Met je rechterhand lekker graaien, goed je eten samenprakken in je knuist en zo in no time het hele dienblad naar binnenwerken. Ondertussen worden alle ingrediënten aangevuld, en even later nog eens. Yubaray, de gids in de bergen, kreeg dit drie maal daags te eten. Wij soms, als we bij mensen thuis eten, dan maken ze dit voor ons, elke kok maakt zijn eigen variant. Dahl bath is het nationale herecht in Nepal, en inderdaad, je loopt er goed op, kunt er een dag mee op een bumpy road rijden, of de dag erna mee de natuur in, kom je mee tijgers kieken?

Wild

In het zuidwesten van Nepal ligt het Nationaal Park Bardia. Niet zo platgewalst als Chitwan, maar de bouw van kleinschalige homestays is booming business hier. In 2016, na aardbeving en Indiase boycots en na burgeroorlog enkele jaren daarvoor, is de toerist weer helemaal terug. Wat valt er te zien: de Bengaalse tijger en de eenhoornige neushoorn (een soort eenhoorn dus) en de rivierdolfijn (die al behoorlijk aan het uitsterven is). Verder wat couranter spul als hertjes (de afdeling kleine zoogdieren is altijd mijn favoriete stekje in Artis Natura Magistra), apen, otters, veel vogels, en de zeldzame luipaard. Op jacht dus!

We draaiden warm door een dagje per (degelijk Indiase) fiets de rafelranden van het park te bezoeken, de agrarische activiteiten (de wisselbouw van rijst in de regentijd met aardappelen, granen, mosterdplant, maïs), het vervoer per buffelkar, het ploegen met ossen. Tussen Bardia en natuurgebieden in India is een Ecologische Verbindingszone aangelegd cq beschermd (onvakkundige ministers als Henk Bleeker die het natuurnetwerk in Nederland rigoureus om zeep hielp heb je hier gelukkig niet, hier is natuur voor (bijna) alles; veel hebben ze naast natuur hier niet). Via deze verbindingszone wordt veel aardappelen vlees en groente gesmokkeld van India naar Nepal (in Nepal verdubbelt de prijs). Met een locale ranger op pad, hij liep voorop in het dicht begroeide woud: al snel kwam hij gillend en lachend terughollen en wees een boom aan: hup, klim in de boom, neushoorns. Ze kunnen nogal gevaarlijk zijn, hun zicht is niet bijster goed en zijn heel vaak niet snel. Ze (moeder met tweejarig jong) waren ontwaakt en scharrelden enige tijd onder onze boom voordat ze vertrokken. Na een paar uur kwamen we ze weer tegen, moeder en zoon wilden de smokkelweg over, vier meter onbegroeid onbeschermd, aan de andere kant weer beschutting van het bos. De stroom smokkelaars en herders met kudde stagneerde ook. Een impasse, wie gaat eerst? Na een uur naturewatching, taaiden we af, lekker eten bij een Tharu-boerenfamilie.

De volgende dag met jeep erop uit in het park, chauffeur, twee koks en Manmohan de gids. Klaar voor het echte werk: een tweedaags safari-avontuur. Tussen mijn benen een doos met een levende kip, voor het diner. De bijrijder had een tree eieren op schoot, anders zouden ze maar breken, want het was weer trilplaat 2.1. Verder veel water, gas, stoelen, stokken om tijgers te verjagen, tent en slaapspullen. Lekker vroeg op pad, maar dat betekent ook af en toe een spinnenweb in je gezicht krijgen (met van die gele, 5-10 cm grote spinnekes). In het natuurgebied zijn verschillende plekken met grote slagingskans voor wildwaarneming. Daar komen natuurlijk ook andere gidsen met hun klanten. Hé, daar zijn de Engelsen die we al twee weken te pas en te onpas tegenkomen. Nu ietwat te onpas want de baard heeft een luidruchtige rokershoest. Rustig in een hoogzit zitten of aan een waterpartij, is er niet meer bij. We houden het bij opbieden tegen elkaar, bij wijze van Britse humor.
We zagen net twee tijgers, ze zijn net achter de bosjes verdwenen’
‘Zo leuk, twee jonkies die aan het spelen waren’
‘Die tijger die we zagen, zat net een antilope te herkauwen’
‘Beetje vreemd, maar die tijger gebruikte net jouw jeep als wc, sorry’
‘We zijn hier wat later, zagen net een tijger die aan het bevallen was’
‘Die tijgers net, joh, die waren toch romantisch aan het paren’.

Hier kon ik niet meer overheen, maar onze programma’s divergeerden toch al. Rond het middaguur zetten wij onze tent voor de nacht op aan de rivier de Tihali. Best breed, maatvoerende afvoer 12.500 m3/s schat ik zo. De rivier komt uit in de Ganges, die kennen we wel, de rivier wordt zelfs heilig zodra hij India binnenkomt.
De tent staat op een stootoever-plateautje, zo’n 10 meter boven de rivierwaterstand. Twee stappen uit de tent en je stort naar beneden, maar zo’n balkonnetje krijg ik niet nog eens.
Aan de overkant was een ontgronding in de zin van de Ontgrondingenwet gaande. Grof grond (grote boulders) werden door drie brouwen en zes mannen vanuit de oever in een vrachtwagen gegooid, waarna de stapel tien meter verderop werd gestort (tussenopslag). Of het een Ruimte voor de Rivierproject’ is betwijfel ik, want binnenkort gaat er sowieso veel minder water door deze rivier. Ondertussen is de sedimentatie tijdens de moesson gigantisch. De regering is bezig met een nieuwe verdeling van rivierwater, middels raadselachtige regelwerken, dammen en tunnels voor energiebehoefte en irrigatieprojecten. Natuurlijk net onder de drempel van de m.e.r-plicht, maar de Universiteit van Wageningen is bezig met een effectenstudie, althans, de nulsituatie wordt vastgelegd. Een bootje legde juist aan bij onze campingsite: studentes zout en peper qua haar Eva en Sophie uit Wageningen kwamen even lunchen en lichtten hun studie toe, hun opdracht was de zaadverspreiding in kaart te brengen vanaf de bron tot grens van de vele (al dan niet samen te voegen dan wel te scheiden) rivieren hier. Na de lunch verdwenen de studentes in hun bootje weer aan de horizon. We hoorden van hen dat de rivierdolfijn geen haalbare kaart meer is voor ons, zijn territorium is al behoorlijk teruggebracht door ‘de ontwikkelingen’, dammen en zo.

Na de natte lunch en wat rust, trokken we er in de middag weer op uit, met de gids een uur lopen vanaf de tent. Een dicht bos, met termietenheuvels en bomen die danig in de war waren. Na een uur kwamen de signalen: krabsporen van een tijger om zijn territorium af te bakenen, tijgerpoep, voetsporen (goed kijken naar overprinting (welke cinema?)) ze zijn verser dan het jeepspoor!), dan een lege slaapplaats van de tijger. Bij de rivier zet de gids twee stoeltjes neer, vanaf hier gaan we goed kijken, hij moet hier in de buurt zijn, hij krijgt vast dorst. We zaten nog niet of tien meter van ons vandaan, pal achter het struikgewas waar we zaten, komt me toch een gebrul los, brrr, dit trilt door je hele lijf. Alsof er een Harley Davidson wordt gestart, naast je hoofdkussen als je nog slaapt. Dit is een waarneming én een emotie, waar ze in het hindoeïsme zo dol op zijn. Zeven kleuren baggerspecie schieten in het rond, gekrak van takken, gebrul duurt best lang. We volgen het protocol, houden oogcontact (maar we zien helemaal geen tijger) en lopen achteruit en verschansen ons achter een boom. De tijger lag lekker te slapen en werd wreed door ons gewekt. Onze gids maakte melding van deze waarneming (ik vind dat dit een waarneming was). Al snel kwamen er jeeps aanrijden en werd onze idylle verstoord door zwijgzame Italianen. Aan de hand van apen- en hertengeluiden hoorde gids dat de tijger zich aan het verplaatsen was. Leguren en herten werken samen, qua waarschuwing voor rovers, maar ook qua voedsel: de apen zijn zo wild aan het slingeren in de bomen dat er lekker vers voedsel voor de herten naar beneden valt waar de hertjes langzalzeleven zelf niet bij kunnen.
Te voet weer terug naar de tent, de kip was inmiddels geslacht en stond te pruttelen, de jongens waren frietjes aan het snijden. Mjom mjom. Een biertje, gekoeld in de rivier, werd ingeschonken. De idylle was weer compleet: met een biertje in de hand in een sjieke fauteuil mijmerend de zon rozevingerend zien ondergaan in een breed stromend laagland. In de verte een kano die bij wijze van veerpontje naar de overkant vaart, van het ene hutje naar het andere hutje. Nog wat laatste vogelgetjirp, het kabbelen van water, zo rustgevend.
Brommertjesgeluid vult het zwerk: twee brommers, vier mensen, waarvan twee geüniformeerd met blinkende volautomatische geweren. Ze kwamen even praten. Het was het leger dat de orde bewaakt, tegen stropers optreedt (ze neerschiet). Gelukkig komen we uit Nederland, waar Johan Cruijff nog altijd deuren opent. Hoe lang komen we nog weg met het toonaangevende Nederlandse voetbal uit 1974? Het delen van een biertje en een kippenboutje viel ook in goede aarde. Controleren doe je hier met etenstijd. Tot slot was van belang dat de hoofdsoldaat de broer van onze Manmohan kende. Da papieren waren in orde en we mochten zelfs ’s nachts een vuurtje stoken, tegen indringers met scherpe tanden of tegen een olifant die zomaar op onze tent zou kunnen gaan zitten. Plotseling rumoer. Onze kok spot een tijger in de rivierbedding. Wat een groot beest en op fijne gepaste, zeer ruime afstand. Door de schemering al niet meer zo goed te zien of vast te leggen, maar dat het een indrukwekkend dier is, wow! En wat een zelfverzekerde tred. dit was dezelfde tijger die ons net zo aan het schrikken maakte (en wij hem). De soldaten kijken met onze verrekijkers en zijn ook onder de indruk: dit moeten zij bewaken! We bouwen de spanning op: eerst het geluid, nu het silhouet… Al snel waren ook de Italianen op onze campsite aanwezig, waar die nou weer vandaan kwamen (Toscane), maar toen was er al niks meer te zien, en ook niet te bepraten. Want de Italianen bleven zwijgzaam.
In de nacht bleek de tijger zijn territorium geïnspecteerd te hebben, zo’n 100 meter van de tent troffen we zijn voetsporen aan. Het vuurtje en de wakende kok hielden hem op afstand.

De volgende dag teruglopen naar de Bardia homestay, door rivieren waden, door de velden waar het gras meer dan twee kontjes hoog is, dan zie je dus geen reet. Af en toe langdurig staren naar een verstild landschap, wachtend op tijger of rhino. Ondertussen dwarrelen er nietsvermoedend vogeltjes voorbij, die worden afgevinkt in de vogelgids, de Scaly-brested-munia hebben we al driedubbel (ruilen voor een racket-tailed drongo?). We horen via het wildedierenvolgsysteem dat de rhino uit de kast gekomen was, met z’n drieën zelfs, een kwartier nadat we vertrokken waren van de mooiste spotplek (waar we drie uur op wacht zaten). Soms voel ik me Alfred uit Nooit meer slapen.

Geloof af

De laatste dagen van onze reis stuiteren we uit in Bakhtapur. Als je een keer een (Hindoestaanse) tempel wil zien, dan zal je hier niet teleurgesteld worden. En dan zijn er nog veel vernietigd door de aardbeving in 2015. Als je een keer de gevolgen van een aardbeving wil zien, ook dan ben je hier op het juiste adres, brrr. De opbouw gaat voorspoedig, rekening houdend met de 300 vrije dagen, in Nederland gaat ’t al mis in de bouw als Duitsland een feestdag heeft. Met beton worden nieuwe huizen gebouwd want een zeer groot deel van de woningen is onbewoonbaar verklaard. De meeste omvergetrilde steentjes zijn ontdaan van de specie of opnieuw vervaardigd (het zal niet de eerste keer zijn dat de baksteen niet gebakken werd en na een regenbui vrij snel uiteenviel, ze zijn de corruptie nu ver voorbij) en wachten op hernieuwde opeenstapeling, met opmerkelijk weinig specie, wellicht is dat aardbevingsbestendig, conform de (Noord-) Nederlandse norm NPR9998.

We overnachten in guesthouse Peacock (een veelbezochte attractie is een rijk bewerkt houten raam met pauwmotief). Het houten gebouw, van binnen en buiten prachtig besneden, gigazalen, met div gezellige zitjes, als hotelkamer, doet al meer dan 700 jaar dienst als pleisterplaats voor gelovigen / pelgrims. Voor de deur is namelijk (hoe verrassend) een tempel, maar wel eentje waar je meteen de meeste goden (Brahma (hier een ietwat vergeten god), Vishnu en Shiva) tegelijk kan eren. Graag vanaf drie uur ’s nachts lampjes aansteken en eens stevig aan een (of meer) van de bellen trekken of er tegen aan hengsten. Tegenwoordig zijn de scherpe kantjes van het geloof er af en komen de aanbidders pas tegen half zes belletjetrekken. Een hels kabaal! En met tonaal en impuls karakter. Vanaf dat moment komt het plein ook tot leven met bouwvakkers die specie bereiden, met verkopers (eerst nog groente, fruit en de beroemde yoghurt en gebakken deegwaren, maar vanaf 7 uur ook ansichten, ijzerwaren (boeddhabeelden) en houtsnijwerk. Het is de rest van de dag weer een feest van afdingen (alleen voor jou, je vent de eerste, laatste, langste, meest goedgelovige klant, daarom special price), constant een verkoper of ambulant representant van religieuze prullaria of gecertificeerde gids (niet als al die andere beunhazen) achter je reet met tranentrekkende verhalen over zieltogende zaken, ondeskundigheid van zaken (het niet nee mogen verkopen en daarom maar wat roepen). Die opdringerigheid gaat irriteren. Tijd om de rustdag de rustdag te laten zijn: in de balzaal in het kingsize bed een middagdutje doen.

Vanaf een uur of drie strijkt echter een omvangrijk gezelschap neer op de fundamenten van een verwoeste tempel. Harmonium, trommeltjes, belletjes en meerstemmig, atonaal en nauwelijks te hachelen gezang, om de vier woorden komt Hare Krishna ter sprake. Ik zeg: 10 dB extra want muziekstraffactor. Een liedje duurt twee uur. Een ondescript meisje spreekt me aan en voor ik ’t door heb was ik mijn handen in een lepeltje onschuld, steek ik met moeite een lichtje aan en beweeg het lichtje zeven keer langs het portret van moeder Overste met Kind (de maand van Mama is begonnen). Zeven wensen mag ik doen en dat gaat me goed af. Altijd fijn om te formuleren wat ik tekort kom en zo wild en onvervulbaar zijn die wensen heus niet. Toch komen de meeste wensen niet uit. Ik val totaal van mijn geloof. Herrie en valse beloften.

Genderneutraal is het hindoeïsme niet, niet echt een geloof van deze tijd, ze leven nog echt van voor het #metoo-tijdperk maar toch de tijd ver vooruit (verschil met Haarlem: 4:45 uur en 58 jaar verder). De meeste rituelen zijn uitdrukkelijk pro-man met de vrouw als lijdend voorwerp. Bruidsschatten en het kastensysteem zijn nog bon ton maar dreigen obsoleet te raken. Niet álles is hier werelderfgoed. De dochters blijven thuis tot ze gaan trouwen, de zoon blijft sowieso thuiswonen, met zijn te verwerven of te verkrijgen vrouw. Het komt nog regelmatig voor dat de bruid vrij snel na het huwelijk plots sterft door kokende olie, zeker als de bruidsschat te laag was, of de moeder het meisje niet zo mag.
De kasten waren voor mij niet zo zichtbaar: een keer werd ik gechauffeerd door een onaanraakbare (maar wellicht was ie heel verlegen) en de heilige mannen die zich als Elvis Presley verkleden uit zijn Las Vegas-tijd, zelfbenoemde sjamanen, tja daar valt ook geen zinnig woord mee te wisselen, het zijn de veredelde bedelaars met ziektevoordeel. In het kastensysteem is de buitenlander (ik dus) helemaal stront, lucht, een luchtspiegeling. Ik word nog altijd onpasselijk als ik niet gezien word.
Al die symbolen, zoveel goden, verschillende verschijningsvormen er is maar 1 god natuurlijk, vele facetten als van een diamant waar het licht steeds weer opvalt. En elk dier elk voorwerp elke kleur en elk materiaal is god. Rondje lopen rond een tempel, met pigment een stip zetten op elk beeldje elke steen elke tempel, aan elke bel trekken, een stip op je voorhoofd op elk moment voor geluk en voorspoed, een t-shirt met aap of hond (geluk), een beeldje in je auto (beschermt tegen ongelukken, en er zijn weinig ongelukken, dat moet gezegd). Bijgeloof helpt. Ook moet gezegd, de Nepalezen inclusief de honden, zijn stuk voor stuk blije eikels, zo vriendelijk, niet kapot te krijgen. Nog niemand hier ruzie zien maken, het harmoniemodel in optima forma. Ik denk dat de Nepalese vrouw de woorden ‘altijd’, ‘nooit’ en ‘weer’ niet kent of gebruikt, want als je als vrouw deze woorden in een verwijtje inbrengt, nou dan heb je ruzie, zo werkt het bij mij althans.
Het hindoeïsme met al die goden en het bijgeloof dus: ik neuriede
I’m so happy because today i found my friends they are in my head, because i’ve found god.
Het was echter veel ingewikkelder dan ik dacht, veuls te vermoeiend: het hindoeïsme valt af.

De Tibetanen met hun Boeddha spreekt me meer aan (op zich is dit dezelfde Boeddha als bij de Hindoes, maar hij heeft een andere rol in het spel). Niet een echte godsdienst met geloof in iemand buiten jezelf, wel lekker veel bidden, mijmeren, leren, mediteren, nadenken. Hoe dat qua focus mogelijk is in een land met zoveel keffende kuthondjes die je geen schop mag geven is mij een raadsel maar ze flikken het: mooi weer op een belangrijke dag in de bergen? De lama regelde ’t. In Bakhtapur is weinig boeddhisme, het regende en was frisjes. De kinderen lopen door deze regen naar school zoals ze altijd lopen: Ingevlochten staartjes, lipstick, moderne bril, plisérokje, panties, lakschoentjes, hagelwit blouson met stropdas, colbertje, jongens het zelfde recept maar dan met broek met vouw. Nette schooltas. Nivelleert wel. Geen kasten of afkomst verschil. Mag van mij ook zó in Nederland worden ingevoerd, zal je zien: Arie Slob wordt minister van onderwijs en voert dit in (is er al een kabinet?).

Wat meestal gebeurt op zo’n reis in een verlicht land, dicht bij Shrangri-la, Nirvana en het Tiende Gebod, is dat je jezelf vindt en/of verliefd wordt op een veel te jong en lekker tropisch blaadje en zij gek genoeg ook op jou, maar ja, verder dan de Tuin der Dromen ben ik niet gekomen, godbetere op dag 1 van mijn reis.
Dat soort dingetjes verwacht je niet als je, op reis terug naar huis, in de Verenigde Arabische Emiraten een 1001 nacht doorbrengt in een 13 in een dozijn AirPort-hotel met zwembad en verdwaalbed met uitstekende voeten. Tulbanden, als spoken verklede vrouwen (maar in reclame en op tv zijn ze opeens supersexy) en mannen in jurken en theedoeken (Ha, vandaag Halloween!), salafistisch of iets soeniets, ik hou het niet uit elkaar. Het is niet mijn godsdienst denk ik al snel, ook al is hun god de grootste. Mijn boeddhisme t-shirt zal de Arabieren leren: er zijn nog andere godsdiensten hoor. Maar ze doen of ze me niet zien. Deze keer is het minder erg. De moslimgebruiken lijken me ook zo lastig in de bergen, ik loop normaal 2 meter áchter Judith, om mezelf af te remmen in te snel en gretig, andersom zou een ramp worden. Ook de islam is niet erg genderneutraal en bij de tijd. Verschil met Haarlem: 3 uur en 500 jaar terug.

Ik zoek nog even verder, voorlopig heb ik genoeg aan mezelf, daar word ik soms al zo moe van. Ik hou Boeddha in mijn achterhoofd, maar eerst keer ik terug naar de spiegelogie: Willem de Ridders allegaartje van allerlei gedachten, stromingen en wijsheden op aarde.

In het vliegtuig weer nieuwe zuurstof: de verzamelde werken van Jean Michel Jarre staan in de audiotheek van Etihad Airways. Rock’n’Roll is terug, de drugs zijn niet ver weg meer. Eerste actie is inmidels uitgevoerd: afspraak gemaakt met de tandarts.

Wally

Wally gaat met me mee deze zomer. Raad waar ie staat.

Gent en de kust van de vergane glorie (april)

Met de fotogroep een weekend naar het buitenland. De mondialisering heeft om zich heen gegrepen. Ik voelde me zo thuis, Hollandse topmerken verpakt in Gentse constructen uit vervolgen tijden.

Mallorca (april)

Sierra de Tramuntana, een trias-jura-krijt gebergte in het verlengde van een mooie breuk die Afrika van Europa scheidde, lang voor de zoutcrisis, toen de gehele middellandse zee was droogverdampt. Moslimgeologie bestond nog niet. De bergen dus, de reden dat we met donsjack, handschoenen, buffs en bergschoenen in het vliegtuig stapten tussen de bikini’s en sixpacks. We hadden beter onze lentecollectie kunnen inpakken, want meer dan een T-shirtje hadden we niet nodig.

De zee vlakbij maar zo onbenaderbaar. Steile kluften en vogelbroedseizoen. Boven ons en de grijze karstrotsen de lammergier, die inderdaad zojuist een lammetje op had gepakt en van grote hoogte kapot had laten vallen, ready to eat. Druiven, olijven en vijgen. Schapen en geitjes en soms vliedt er een wezeltje langs ons. Kettingen bieden houvast bij moeilijke passages. Ver weg van de snelweg en ander asfalt een museum met beeldentuin.
In het dorp Pollenca slapen we aan de Placa Mayor. Het is druk op straat en op het plein, de voorbereidingen van het Paasspel zijn in volle gang, de jezusbeelden worden nog eens in de peli gezet, de kleertjes voor Maria krijgen een extra kantlaagje, de pruik van de hoofdpersoon, hij die voor al onze zonden stierf, wordt ontstoft.
Ondertussen brengt Elli ons eten, ze heeft een kindje bij de Chinese kok. Traditionele gerechten gepimpt met Aziatisch, oosterse vleugjes. De afzuigkap maakt overuren en leidt klepperend door onze slaapkamer. Ach, stadse geluiden en je krijgt er zoveel voor terug. Ik mag tegen Elli zeggen als ik wil slapen, dan gaat de afzuigkap uit.

Es bon gust


Op bezoek bij Marianne en Jan Berend in de finca es bon gust. Als je eens lekker op vakantie wil: doe dat bij hen! De stilte op het platteland, de kriel en de hop fladderen rond en pok aan konijntjes geen gebrek. We zijn de eerste gasten en alles is gereed: een immens gastenverblijf met open haard, een 2,10 bed en stromend water. Buiten het zwembad met terras en de heerlijke keuken van Marianne: Mallorquine gerechten met haar eigen twist.
Mallorca is zo groot als Friesland, dus alles is goed bereikbaar, strand, natuur, de zoutvlaktes, de bergen en de bruisende hoofdstad Palma met de Ramblas, de arabische badhuizen en weelderige tuinen (die het paradijs afspiegelen, zo wil ik ook wel moslim zijn), en de katholieke hoek: de paleizen en een kathedraal waar je u tegen zegt, zeker op eerste Paasdag.

De zonden voorbij


Samana santa. Uit elke kerk wordt de Jezus op een kar of draagbaar geladen. Deze karren zijn bijeengebracht rond de grote kerk en alle inwoners van het hele dorp, ja ook niet katholieken, zijn rond die kerk samengedromd. De kerkclubjes, katholieke broederschappen, van het dorp hebben de afgelopen periode stevig en plechtstatig genaaid en prachtige mantels van velours en zijde in elkaar geknutseld, elke club heeft zo zijn eigen kleuren, glanzend paars, blauw, zwart, wit, karmozijn. Tovenaars en heksen van Harry Potter wachten rond de jezuskarren. Onder hun arm een lange kegel, een reuzenijshoorn. De meisjes klitten bij elkaar, heimelijk giechelend met hun doorrookte raspstemmen, zenuwachtig, doen elkaars kleren goed, de moeders spreken hun zoon of dochter moed in, jongens roken nog een sigaret en vertellen een stoer verhaal, de lantaarns die ieder bij zich heeft, worden ontstoken. Een tamboer, kalende priester met dikke bril, begint de maat te slaan, langzaam ritme, tsjak, tsjak, tsjak. Dit symboliseert het onweer dat opstak na Christus’ dood. Per clubje wordt de kegel, als kap (de capirotes) over het hoofd gezet. Alleen voor de ogen zijn gaten uitgespaard. Door de gaten zie je de brilletjes van scholieren nog of de diep bruine ogen van een bloedmooie meid. De stille tocht komt in beweging, gekapte spookjes, rijzige wezens met daartussen een kleintje. De trommel slaat tsjak tsjak tsjak, stap voor stap gaat het voort, de zonden van het afgelopen jaar worden overdacht, met de tocht doet men boete voor Christus’ dood en lijden. Het geselen dat je in de Hollywoodfilms ziet gebeurt in gedachten. Rookslierten van wierook dwarrelden rond de anonieme puntmutsen. De blaaskapel sluit de optocht af, een weemoedige melodie, de saeta, met die trage drum, tsjak tsjak tsjak. Een tocht van anderhalf uur, langs alle kerken van het dorp. Na afloop de kappen af en in de eigen kerk een afzakkertje of tijd voor nieuwe zonden.

De zee, de zee